347 17 JULI 1969. met alle respect, dat hij voor Eindhoven en zijn bestuurlijke organen heeft, dat het een bijzonder goede oplossing is. Een oplossing die ove rigens in de situatie Breda niet bereikbaar, maar ook niet vergelijkbaar is: Wanneer men de oplossing Eindhoven in de Bredase agglomeratie zou moeten bezien, zou men dat op een heel andere manier moeten doen. Maar nogmaals hoe aanlokkend ook, op dit moment is het voor de regio Breda niet bereikbaar. De heer VAN DER ZWAN zegt dat hij zich in eerste instantie niet uitgelaten heeft over de situatie van de bewoners in de gemeenten, die bij Breda gevoegd zullen worden, daar hij bij een eerdere gelegenheid daar al vrij uitvoerig op ingegaan is. Spreker weet wat de sfeer in een dorp betekent. Hij ziet ook heel goed de positieve kanten en is van mening, ook de heer van Caulil heeft dit reeds gezegd, dat men zal moeten trachten, de sfeer en het karakter, die in die dorpen bestaat, zoveel mogelijk te handhaven. Anderzijds moet hem toch van het hart, dat de huidige besturen van die plaatsen, hard op weg zijn om het karakter dat deze dorpen hebben, te ondermij nen. Men tracht op alle mogelijke manieren tot uitbreiding te komen. Men probeert zoveel mogelijk huizen te bouwen en de mensen die men aantrekt, zullen automatisch de sfeer en het karakter van deze plaat sen aantasten. Een forens die in een bepaalde plaats gaat wonen, omdat het hem daar aantrekkelijk lijkt, heeft een heel andere instelling, die heeft, spreker zou haast willen zeggen, de instelling van een "grote stadsmens". Hij heeft een heel andere instelling als een inwoner uit Terheyden, Teteringen of Prinsenbeek. Daarnaast wil spreker nog even ingaan op enkele opmerkingen van de heer von Schmid. Deze heeft een fraaie theoretische constructie op gebouwd, maar de verwezenlijking daarvan ziet spreker niet. Hij is het volkomen met het college van b en w eens, dat stelt dat men wer kelijk niet ziet dat een gemeente als Prinsenbeek 1250 woningen per jaar gaat bouwen. Daarvoor is deze gemeente ten ene male niet geëqui peerd. Verder heeft de heer von Schmid gesproken over de inspraak. Het college van b en w heeft reeds gesteld dat de gemeentebesturen van Terheyden, Prinsenbeek en Teteringen evenveel inspraak hebben als het gemeentebestuur van Breda. Daarnaast heeft de heer von Schmid misschien gedacht aan de inspraak van de bewoners van die plaatsen, maar dan zou hij hem willen vragen, wat moet er gebeuren indien de inwoners van deze plaatsen afwijzend staan tegenover de grenswijziging van Breda. Moet Breda dan maar in zijn lot berusten, met het gevolg dat we hier misschien over een aantal jaren met een "overflow" zitten, of weet hij dan een andere oplossing. Spreker meent dat de enige mogelijkheid om uit dit probleem te gera ken was, dat de hogere overheid in casu gedeputeerde staten hierin een beslissing neemt, omdat naar zijn mening iemand uit Breda evenveel, maar ook niet meer of niet minder, recht heeft op woonruimte als ie mand uit Prinsenbeek, Terheyden of Teteringen. De heer MELZER merkt op dat de voorzitter in antwoord op de stel- lingname van de heer von Schmid gezegd heeft, dat men niet kan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 347