348 17 JULI 1969. stellen dat mensen in een grotere stad minder verzorgd zouden zijn, maar dat misschien vaker het tegendeel waar is. Spreker zou willen stellen dat in het algemeen de mens in de grote stad eenzamer is, en dat daar meer problemen voor sociologen en maatschappelijk werkers zijn. De heer VON SCHMID wil de voorzitter dankzeggen voor het antwoord op de opmerkingen, die door hem zijn gemaakt. Spreker zegt dat inderdaad - de voorzitter heeft dat zelf ook al gesteld - de opvattingen van het college en uiteraard ook van gedeputeerde staten lijnrecht staan tegenover zijn opvattingen. Spreker wil nog even terugkomen over de kwestie van de grotere en de kleinere verbanden. Hij heeft gesproken over het tegenwicht, dat tegen de grote centralisatie die op het ogenblik overal plaatsvindt, in zekere tijden toch wel belangrijk kan zijn. Evenwicht van krachten, zou men het haast kunnen noemen. Waarbij hij het individu evenwel ziet in nauw verband in een kleine gemeen schap. Dan weer de uitgaven voor de grote gemeente en omgekeerd. Het is dus een wisselwerking. Hij heeft reeds aangetoond wat in Breda en ook in andere steden leeft, door te wijzen op de wijkgedachten die zo langzamerhand aan het op komen zijn en alle mogelijke andere nieuwe denkbeelden over demo cratisering enz. die een plaats gaan innemen. Wat de grenswijziging betreft. De voorzitter heeft gezegd dat dit op zich in Nederland een oirbaar bearip is. Dat is uiteraard juist. Maar het is alleen de vraag past dit begrip nog in de omstandigheden die op het ogenblik aan het groeien zijn. In spreker's opvatting is het in derdaad zo, dat een uitbreiding wel oirbaar is, maar het past naar zijn mening niet meer in de ontwikkelingen die men op het ogenblik ziet opkomen; waarbij de mensen juist steeds meer betrokken willen worden bij de dingen die gaan gebeuren. En in die zin heeft hij ook bedoeld de opmerking dat deze mensen geen stem in het kapittel hebben. Niet dat hij vindt dat er een referendum moet worden gehouden. Maar hij wil wel even benadrukken, dat het niet meer in deze tijd past, dat er, zonder dat deze mensen enige mogelijkheid krijgen zich te uiten, over hen heen op deze wijze beschikt wordt. De heer van der Zwan heeft gezegd: "Het is een theoretische construc tie." Het is natuurlijk in feite zo, zegt spreker, dat is ook zijn betoog geweest, dat er in een grote gemeente bouwteams zijn, dat kan in een kleine gemeente uiteraard niet. Maar waar het nu om gaat zijn de verdere voorzieningen, de afwerking, de hele sfeer, die kan wel in een kleine gemeente bepaald worden. Het is beslist niet zo dat spre ker bedoeld heeft dat Prinsenbeek de taak van Breda wat het bouwen betreft gaat overnemen. Zojuist heeft spreker reeds gezegd het bou wen blijft een centraal probleem, maar voor hem is daarvoor geen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 348