349
17 JULI 1969.
annexatie nodig. Hij blijft dan ook op dit standpunt staan. Uiteraard
het college van b en w en de anderen die zeggen dat het wèl nodig
is en ik blijf de mening toegedaan dat het niet nodig is.
De heer VAN DER WERFF zegt in tweede instantie een enkele opmer
king te willen maken naar aanleiding van hetgeen door de vorige spreker
gezegd is.
Spreker heeft er helemaal geen bezwaar tegen dat de heer von Schmid
de voorstellen van het provinciaal bestuur aan de Kroon aanvechtbaar
acht, maar vindt het wel bezwaarlijk dat hij slechts betrekkelijk vaag
aangeeft hoe men dan wel tot een oplossing zou kunnen komen. Hij
zou zich willen aansluiten bij de woorden, die door de heer van der
Zwan in tweede instantie uitgesproken zijn, en stelt dat de gemeente
besturen van de omliggende gemeenten hier eigenlijk partij zijn. Maar
dat de hogere overheid uiteindelijk het algemeen belang in West-Bra
bant van de totaliteit van de daar wonenden zal moeten afwegen tegen
de belangen van de betrokken gemeenten. Bovendien gaat het toch echt
niet aan om hier te spreken over een mogelijk in te lassen bestuurslaag,
welke zou moeten beslissen over een eventuele grenswijziging. De
centrale voorzieningen, zegt spreker, moeten uit de aard der zaak, ook
centraal staan. Waarbij nog komt dat in onze bestaande democratie
beslist niet gezegd kan worden dat er met mensen gemanipuleerd wordt
op een wijze zoals dat in de tijd van het Congres van Wenen een nor
male aangelegenheid was.
Dat impliceerde de heer von Schmid toch een beetje; als zodanig kan
spreker zich niet aan de indruk onttrekken dat de heer von Schmid on
voldoende geïnformeerd lijkt en zich vrijblijvend bestuursschuw betoont.
De VCORZITTER zegt met betrekking tot de opmerking van de heer
van der Zwan over de aantasting van het karakter van de kleinere ge
meenten te mogen stellen dat de oude situatie eigenlijk essentieel is.
De vraag is, of indien men daar waarde aan hecht, die waarden beter
tot hun recht komen door deze gemeenten zelfstandig te laten dan door
deze op de voorgestelde wijze te annexeren. Spreker meent dat de ver
zekering van die waarden bij een grote stad, minstens even goed zou
den kunnen zijn. Hij hoopt dat hij zich nu voorzichtig genoeg uitge
drukt heeft. Wat betreft samenwerking en evenwicht, zou spreker de
heer von Schmid nog willen zeggen, dat wanneer het gaat over samen
werking van een gemeente, die een bepaalde grootte heeft, met kleine
re gemeenten, men toch minstens mag hopen - in de praktijk zou dat
het beste resultaat opleveren - dat in die samenwerking een bepaald
evenwicht tussen de partners bestaat. Spreker meent dat het ook zin
vol is op te merken, dat het natuurlijk niet altijd afhangt van de groot
te en omvang, maar dat er een zekere evenwichtigheid moet bestaan.
Ten slotte, de heer van der Werff heeft het reeds gezegd, is het de taak
van het provinciaal bestuur om de belangen in breder verband tegenover
elkaar af te wegen en daaruit de passende conclusies te trekken. Voor
Breda zou, naar de opvatting van het college van b en w, de meest
passende conclusie zijn, als de grenzen van deze stad verlegd zouden
worden.