17 JULI 1969.
350
De voorzitter stelt de raad voor het preadvies te aanvaarden en 'net
inachtneming van de opmerkingen, die in dat preadvies gemaakt zijn
en hetgeen hierover door de raad naar voren is gebracht, het college
van gedeputeerde staten te informeren.
Hierna wordt overeenkomstig het preadvies besloten met de aante
kening dat de heer von Schmid wenst geacht te worden te hebben te
gengestemd.
17. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN EEN VERORDENING ALS
BEDOELD IN ARTIKEL 3, 3e LID VAN DE WINKELSLUITINGSWET
1951, TE WETEN TOT INSTELLING VAN EEN WEKELIJKSE KOOP
AVOND OP VRUDAGEN IN HET VOORMALIGE KERKDORP PRIN-
CENHAGE.
De heer BROOIMANS wil beginnen met een drietal opmerkingen
vooraf. Ten eerste zegt spreker heeft het hem verwonderd, dat het
college nu komt met een voorstel tot het instellen van een wekelijkse
koopavond in het voormalige kerkdorp Princenhage, terwijl te verwach
ten valt dat de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Breda binnen
niet al te lange tijd advies zal uitbrengen over een wekelijkse koop
avond voor geheel Breda.
Ten tweede is het hem opgevallen, dat de Heuvelstraat niet is opge
nomen in de rij van straten waarvoor de wekelijkse koopavond zou gel
den. Deze straat vormt een verbinding tussen Haagweg, Tuinzigtlaan
en Heuvelplein. Maar de Haagweg en het Heuvelplein zijn wèl in het
plan opgenomen.
Ten derde mist hij bij het voorstel het advies van de betreffende vak
organisaties.
Bij informatie is hem gebleken dat men deze organisaties niet eens om
advies gevraagd heeft. Met deze gang van zaken kan spreker zich moei
lijk verenigen.
Zijn vraag is wat zijn nu de consequenties van een koopavond in Prin
cenhage. Gaan de consumenten van deze koopavonden gebruik maken?
Is het antwoord: neen, dan is een koopavond overbodig. Is het antwoord
ja, dan zal dit gaan ten koste van andere winkeliers, speciaal ten
koste van de winkeliers in het Heuvelkwartier. Een in Princenhage ge
houden enquête heeft wel uitgewezen dat de meeste winkeliers zich
vóór een wekelijkse koopavond hebben uitgesproken. Maar spreker
vraagt zich af of de voorstemmers wel doordrongen zijn van de hier
aan verbonden consequenties. Hebben zij hun oor te luisteren gelegd
bij hun collega's in Oosterhout, waar men reeds enige tijd een wekelijk
se koopavond heeft? Met voorbeelden kan worden aangetoond dat daar
veel winkeliers afwijzend staan ten opzichte van een koopavond. Want
openstelling betekent meer lasten zoals personeelskosten, verwarming
en verlichting en deze extra kosten zullen moeten worden goedgemaakt
door een hogere omzet.
Men zegt-dat men concurrentie ondervindt van de koopavonden in Et-
ten-Leur en Prinsenbeek. Spreker vraagt zich af of men dit kan waar
maken. Ondervindt men in Brabantpark en Doornbos concurrentie van