17 JULI 1969.
352
tot het horen van de werknemersorganisaties. Het antwoord was, dat dit
een lange procedure zou worden en dat Princenhage in eerste instantie
het verzoek reeds in april 1968 had ingediend en in oktober middels
een schrijven hierop opnieuw gereageerd had.
Spreker stelt dat hetgeen de wethouder gezegd heeft inderdaad juist is,
maar dat neemt niet weg dat deze groep belanghebbenden ook over het
voorstel gehoord moeten worden. Hij weet niet hoe men hierover op
het ogenblik in de kringen van de werknemers denkt. Maar wanneer de
werknemers er zo nauw bij betrokken zijn en de mogelijkheid bestaat
dat deze wat hun vrije tijd betreft, niet aan hun trekken komen, dan
kan spreker zich hierbij niet zo maar zonder meer neerleggen. Hij heeft
alle begrip voor de moeilijkheden die er voor de kleine kern van Princen
hage op het ogenblik zijn. Maar hij vraagt zich af, is het nu zo moei
lijk alsnog een advies van de werknemersorganisaties in te winnen. Spre
ker meent dat dat in een tijdsbestek van een maand mogelijk moet zijn.
Daarom herhaalt hij het door hem aan de wethouder gedane voorstel en
hij zou het prettig vinden, wanneer de mede-raadsleden zijn voorstel
zouden willen steunen, om dit voorstel aan te houden, totdat de werkne
mersorganisaties over deze kwestie zijn gehoord en men ook een duidelijk
beeld krijgt, hoe men in deze kringen op dit moment over deze aange
legenheid denkt.
De heer VAN DER ZWAN zegt dat toen dit agendapunt in de afdeling
ruimtelijke ordening aan de orde werd gesteld, men erover gesproken heeft
het college van b en w te verzoeken dit stuk terug te nemen, omdat
enkele leden er een beetje mee in hun maag zaten.
De raad moet nu beslissen over een koopavond in Princenhage en binnen
afzienbare tijd zal de raad moeten beslissen over een koopavond in
heel Breda.
Spreker zegt dat zijn standpunt in beide kwesties wel eens heel verschil
lend zou kunnen zijn.
Wat is namelijk het geval - de heer Kroon heeft dit zojuist ook gezegd -
bij koopavonden zijn eigenlijk drie categorieën mensen betrokken, de
middenstanders, de consumenten en het personeel dat in loondienst is.
Nu kent Princenhage praktisch geen bedrijven die personeel in dienst
hebben. Spreker meent dat dit aantal te verwaarlozen is. Het laatste
punt is voor hem dan ook geen aanleiding om tegen het voorstel te stem
men, omdat de interesses van de middenstandsverenigingen en de consu
menten uitgaan naar een koopavond, en de derde categorie, het loon
trekkend personeel, in Princenhage praktisch niet voorkomt.
Voor Breda ligt dat heel anders. Het is spreker bekend dat in de krin
gen van de vakverenigingen vrij grote bezwaren bestaan tegen de koop
avonden. Niet tegen de koopavonden "an sich", maar in verband met
de belangen van het personeel dat bij deze koopavonden betrokken is.
De heer Kroon heeft reeds gezegd, dat de Kamer van Koophandel niet
geïnformeerd heeft naar het standpunt van de betrokken bonden. Spre
ker beschouwt dit, hoewel hier weinig loontrekkend personeel bij be
trokken is, toch als een vrij ernstig hiaat. Dat neemt niet weg, dat hij
in de afdelingsvergadering zijn stem aan dit voorstel gegeven heeft,
maar hij meent daarop te mogen terugkomen. Spreker sluit zich aan