363
17 JULI 1969.
niet te ontkomen - zullen komen tot een gedifferentieerd systeem van
de openstelling van de winkels. Dit houdt verband met het verschijnsel
van de werkende gehuwde vrouw, die als zij van haar werk komt vaak
nog inkopen doet.
Spreker ziet niet in waarom dit voorstel zou moeten worden aangehou
den. Hij heeft alle begrip voor het belang van de werknemers, maar
voor Princenhage ziet hij dit beslist niet.
De heer VAN DER WERFF wil een vraag stellen, misschien heel dom,
maar hij dacht dat in de Kamer van Koophandel als zodanig ook de werk
nemers vertegenwoordigd waren.
Wethouder BROEDERS zou willen beginnen met een misverstand recht
te zetten. De heer de Gijsel heeft namelijk gezegd dat de voorzitter
van de M„ G. B.een ander standpunt zou innemen dan door spreker in
deze vergadering gesteld is. Gelukkig - hij wil het ook de raad graag
overleggen - heeft de heer Groothuijsen, die deze vergadering heeft bij
gewoond een kort verslag gestuurd, waarin de zin vermeld staat: "Eens
met de koopavonden in Princenhage, maar niet met het tijdstip waarop
deze ingevoerd wordt".
Een punt dat spreker in eerste instantie verzuimd heeft mede te delen
is, dat de raadsafdelingen voor juridische aangelegenheden en voor
ruimtelijke ordening en economische zaken gehoord zijn.
De heer Kroon komt terug op de zaak met betrekking tot het horen van
de werknemers en stelt: "Waarom is dat advies nu niet gevraagd? Daar
hebben deze mensen recht op."
Spreker zou hierop willen antwoorden, dat de reden hiervan is, dat de
gene die nu deze portefeuille beheert, wat minder thuis is in de vraag
stukken met betrekking tot de werknemersorganisaties.
Hij meent dat het geruime tijd geleden is dat de zaak van de koopavon
den in de raad aan de orde is geweest. Het is inderdaad juist dat het ge
bruik van vroeger om de werknemersorganisaties te horen hem volkomen
ontgaan is. Hij heeft het college van b en w er ook niet op geattendeerd.
Hij moet wel zeggen, dat na bestudering van de wet en de voorliggende
stukken, hij de conclusie van de heer Kroon NIET onderschrijft dat de
vakorganisaties het recht hebben gehoord te worden. Dat is duidelijk NIET
het geval.
Hiermee wil spreker niet zeggen, dat met betrekking tot de koopavonden
in Breda die vakorganisaties niet gehoord zullen worden. Hij heeft reeds
toegezegd, dat het college graag bereid is het oordeel van de vakorga
nisaties te vragen en dat het zich ook openstelt voor het oordeel van
de consumentenorganisaties, zodat als het vraagstuk "koopavond Breda"
in zijn totaliteit in de raad aan de orde komt, alle adviezen die nu van
de zijde van de raad gevraagd worden, overgelegd zullen worden.
Wat betreft de vraag van de heer Gielen - ook de heer Brooimans heeft
erop gewezen - wat het college denkt te doen als ook andere wijken ko
men met het verzoek tot het instellen van een koopavond, meent