17 JULI 1969. 370 in de stad vormen deze geparkeerd-staande combinaties een obstakel, speciaal bij oversteekplaatsen. De heer VAN DER WERFF zegt reeds eerder gewezen te hebben op de voortdurende overtreding van het parkeerverbod op de Havermarkt en op het rijden van verkeer door het bestrate voetgangersdomein. Hij heeft hierop nog geen antwoord gekregen, hoewel het naar zijn mening toch een betrekkelijk eenvoudige zaak is. De heer VAN DER WERFF merkt verder op enige maanden geleden wel de toezegging te hebben gekregen, dat het brandneteleuvel in het Postlaantje bestreden zou worden, hetzij met weed-killer, hetzij an derszins. Hij ziet de netels echter nog welig wassen. In het Latijn overgaand zegt de heer VAN DER WERFF et ceterum censeo brevissimum agendandum esse. De heer KRAMER constateert dat de Bieberglaan door de automobi listen - via de nieuwe stuw - als verbindingsweg gebruikt wordt tussen de Ulvenhoutselaan en de Galderseweg, ofschoon halverwege deze weg door middel van een verkeersbord wordt aangeduid, dat dit niet is toe gestaan. Spreker vraagt de aandacht van het college voor de situatie ter plaatse, speciaal met betrekking tot de verkeersveiligheid. Wat de weg zelf betreft vraagt hij, welke bedoeling men met de Bie berglaan heeft, daar het wegdek hiervan bestaat uit twee soorten be strating, met daartussen een onverhard gedeelte. De heer KRAMER vraagt verder aandacht voor de in de nieuwe stuw aan de Galderseweg aanwezige put, welke met afval wordt gedempt. Kan dit dempen niet gebeuren buiten de zomermaanden, om het recre- eren in deze mooie streek niet te verstoren. Hij vraagt of het college van b en w met hem van mening is dat het dempingsmateriaal zodanig zou moeten zijn, dat stank en branden onmogelijk zijn. De heer KRAMER vraagt of het college van b en w bereid is spoedig met een mededeling of voorstel te komen, waarin duidelijk tot uitdruk king komt, welke bedoelingen men heeft met betrekking tot de nieuwe werkplaats van het vervoerbedrijf. Mevrouw DE BONTE deelt mede, meerdere malen klachten te hebben gehoord van bewoners van diverse wijken, dat speeltuintjes en plaatsen waar kinderen voetballen of andere spellen doen, door honden worden verontreinigd. Veel mensen laten hierop hun honden uit. Zij vraagt of het niet wenselijk zou zijn op deze speelterreinen borden te plaatsen met het opschrift "Verboden honden uit te laten". Mogelijk zou dit enig resultaat kunnen hebben. Het is een vervelende toestand - juist nu tijdens de vakantie - dat het eigenlijk voor de kinderen niet doenlijk is op deze terreinen te spelen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 370