385
14 AUGUSTUS 1969
niet meer aantrekkelijk is voor de jeugd. Overigens is dat niet alleen
met deze speeltuin het geval, hoewel dit nog een van de beste is. De
speeltuinen raken in de aandacht van de jeugd wat op de achtergrond.
Toch meen ik dat de dure voorzieningen die er nu eenmaal zijn in de
stad moeten worden geactiveerd. Dit hoort men ook in andere steden,
waar vrijwel al het jeugdwerk vanuit de speeltuinen wordt georganiseerd.
Men kan echter niet voldoende beslag leggen op de activiteiten van een
speeltuincomitéomdat dit er ook geen tijd voor heeft, en daarom
zouden wij in onze dienst een "animator" moeten aanstellen, die ervoor
zou moeten zorgen dat vanuit en in de speeltuinen allerlei activiteiten
worden georganiseerd.
De heer van Gastel heeft nog een technische vraag gesteld over de
post opslag motorhuur indirecte belastingen. "Indirecte belastingen"
moet zijn: "indirecte kosten". Het betekent dat wij machines huren
van particulieren en op die huren worden de overhead-kosten, zoals
opslag, gelegd.
Voorts is nog gesproken over de rolschaatsbaan. Het is een ieder
bekend dat rolschaatsbanen al sinds jaren niet meer worden gebruikt.
Als men nog kinderen met rolschaatsen ziet, zullen zij die vlak bij
huis op de trottoirs gebruiken. Op de rolschaatsbanen, die indertijd
met nogal veel ophef als "jê van hèt" werden gepropageerd en aange
legd, komen echter geen kinderen meer. Wij zouden net natuurlijk,
zoals mevrouw Krens heeft gezegd, nog eens een poosje kunnen aanzien
omdat die belangstelling misschien weer terugkomt. Rolschaatsbanen die
nog in goede staat verkeren gaan wij ook inderdaad niet afbreken. De
rolschaatsbaan in deze speeltuin is echter versleten en gespleten en ver
toont verder nog een aantal verhogingen, waardoor zij niet meer voor
het rolschaatsen kan worden gebruikt. Wij hebben daarom gemeend
geen nieuwe rolschaatsbaan te moeten aanleggen -- wij hebben daar
geen behoefte aan en de kinderen evenmin -- maar het materiaal van
de oude baan voor iets anders te moeten gebruiken. Dit is wat in het
plan staat vérmeid.
Ik meen hiermee alle sprekers te hebben beantwoord, maar zo ik iets
vergeten mocht zijn zal ik hier in tweede instantie gaarne op terug
komen.
De heer WOESTENBERG: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft
mij waarschijnlijk niet helemaal goed begrepen. Mijn bedoeling was te
stellen dat er veel meer behoefte is aan kleinere speeltuintjes dan aan
mammoetspeeltuinen, zoals er thans in Hoge Vucht één zijn voltooiing
nadert. Dit is natuurlijk prachtig, maar het kost bergen geld en ik meen
dat alle wijken beter aan hun trekken zouden komen wanneer ter plaatse
kleinere speeltuinen zouden worden gecreëerd. Voor de kinderen is de
afstand dan ook minder groot; de moeders hebben ook niet altijd tijd
om ze weg te brengen. Ik geloof derhalve in de noodzaak van meer en
kleinere speeltuinen.
De heer VON SCHMID: Mijnheer de voorzitter. Ik wil een enkele
opmerking maken in tweede instantie. Ik had oorspronkelijk volstrekt
geen moeite met het voorstel en na het antwoord van de wethouder
heb ik er nog geen moeite mee. Hier wordt inderdaad een proef genomen.