393
1-: AUGUSTUS 1969
Het nieuwe plan behelst in feite een hoogst noodzakelijke voorziening
en is dan ook in geen enkel opzicht te vergelijken met het oude plan. Wat
mij in de afdeling vooral heeft beziggehouden is, dat nu wordt afgeweken
van het oude basisplan. Dit brengt enige consequenties met zich mee. Ten
eerste betekent dit dat wij, wanneer wij binnen de genoemde vijftien jaar
toch nog iets zouden willen bouwen, dit beslist niet zullen kunnen doen
volgens het oude plan. De oplossing zou dus zijn alles te slopen, of om te
zien naar een andere vestigingsplaats. Persoonlijk geloof ik helemaal niet
dat wij in die vijftien jaar niets meer zullen behoeven te doen voor het
vervoerbedrijf. Het zal een ieder duidelijk zijn dat ik nint bedoel dat wij
geen plannen meer zouden moeten maken, want daar zullen wij toch mee
door moeten gaan. Ik geloof zelfs niet dat wij binnen vijftien jaar niet
weer een gedeelte of misschien wel een geheel nieuw vervoerbedrijf aan
het bouwen zullen zijn. Ik denk daarbij aan de verlegging van de stads
grenzen, die ongetwijfeld van invloed zal zijn op dit bedrijf en dan denk
ik ook aan de uitbouw die op dit moment weer actueel is, waarbij ik mij
dan afvraag of dit bedrijf op deze plaats wel zo bijzonder gunstig ligt.
Het bedrag van 520.000, -- wordt gedeeltelijk gedekt door een bedrag
van 200. 000,-- dat in het investeringsplan was opgenomen onder het
hoofd "Werkplaats en zout- en zandopslagplaats". Ik heb mij laten ver
tellen dat aan de zout- en zandopslagplaats nu niets zal gebeuren. Ik meen
echter dat wij er goed aan doen in het investeringsplan toch weer een be
drag te reserveren voor een mogelijke voorziening op een wat kortere
termijn dan die bewuste vijftien jaar.
Ik wil even een klein uitstapje maken. Bij de begrotingsbehandeling
heb ik ter gelegenheid van een heel ander punt verklaard het te betreuren
dat er nog geen nieuwe werkplaats wordt gebouwd, mede omdat dit een
gerede aanleiding zou zijn om het asiel te verplaatsen. Ik heb "De Stem"
van vanmorgen nog niet gelezen, dus kan ik met een gerust hart de vraag
stellen aan net college of het niet mogelijk is medewerking te verlenen
om ook op dit punt uit de impasse te geraken. Tenslotte kan ik u meedelen
dat onze fractie met het voorstel zoals dit voor ons ligt akkoord gaat.
De heer VAN WERKHOOVEN: Mijnheer de voorzitter. Ik wil beginnen
mijn instemming te betuigen met de woorden van de vorige sprekers. Dit
punt is in twee afdelingsvergaderingen zeer uitvoerig besproken en hoewel
wij er aanvankelijk zeer sceptisch tegenover stonden, heeft de wethouder
ons door goede argumenten en zijn knappe verdediging aan zijn zijde ge
kregen. Wij zijn ervan overtuigd dat er snel iets moet gebeuren, yant de
toestand is op het ogenblik vrijwel onhoudbaar, ondanks de uitbreiding
die de werkplaats kortgeleden heeft ondergaan. Het zal nog wel enkele
jaren duren voor de goedkeuring van Gedeputeerde Staten verleend wordt.
Ik weet niet of ik het zeggen mag -- het is niet officieel medegedeeld --
maar het college heeft goede hoop dat dit krediet van een half miljoen
gulden binnen korte tijd door Gedeputeerde Staten zal worden goedgekeurd.
Dit is een belangrijk argument voor ons geweest om ons achter dit voor
stel te scharen.
Wij zijn eigenlijk blij dat het vroegere plan, dat volkomen door de
ontwikkelingen achterhaald is, van de baan is en dat nu een heel een
voudige oplossing is gevonden, waarmee wij geen vijftien jaar meer toe
kunnen, zoals ook de heer Spanjer heeft verklaard. Verder heeft de