14 AUGUSTUS 1969
398
Wethouder GIELEN: Mijnheer de voorzitter. Het is moeilijk voor mij
hierop een antwoord te geven. Wellicht dat mijn collega hiertoe beter
in staat is.
Wethouder BROEDERS: Mijnheer de voorzitter. Ik meen dat het bij
zonder pijnlijk zou zijn nu reeds toezeggingen te doen met betrekking
tot bepaalde objecten in het investeringsplan, dat nog volledig in het
kader van de begrotingsbehandeling aan de orde zal komen. Omdat de
raad juist bij de begrotingsbehandeling volledig inzicht krijgt in wat
van de zijde van het college wordt voorgesteld en daardoor alle objecten
tegen elkaar kan afwegen en beoordelen, meen ik dat het onjuist zou
zijn op dit moment toezeggingen te doen. Vandaag gaat het om deze
zaak en morgen om een andere.
Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
18. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN AANVULLEND VOOR BEREIDING S-
KREDIET TEN BEHOEVE VAN HET OVERDEKT ZWEMBAD AAN DE
HOOILAAN.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
19. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE WIJZIGING
VAN HET REGLEMENT VAN DE JEUGD ADVIESRAAD.
Mevrouw JaGER-MIDDELBEEK: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie
heeft zich als altijd diep gebogen over dit voorstel en gezamenlijk
zijn wij tot de slotsom gekomen dat er nog wel enkele opmerkingen
over kunnen worden gemaakt. Allereerst wil ik dezelfde opmerking
maken die ik ook in de afdeling naar voren heb gebracht. Men was het
toen niet met deze opmerking eens, maar dit weerhoudt mij er niet van
deze opmerking hier toch te herhalen. Ik zie dit voorstel en de uitvoe
ring ervan als een duidelijk experiment. Een samengaan van jeugdigen
en ouderen is naar mijn mening altijd een experiment. Men legt zich
vast op een benoemingsperiode van vier jaar, maar dit lijkt mij te
lang. Ik zou gaarne zien dat een aanloopperiode van twee jaar in acht
werd genomen, waarna men de balans zou kunnen opmaken van de
samenwerking en waarna gezamenlijk zou kunnen worden overlegd
of er wellicht veranderingen in de samenstelling of de uitvoering
moeten plaatsvinden. Als men zich bindt aan een periode van vier
jaar is dit bijzonder moeilijk.
Een tweede opmerking betreft de openbaarheid. Onze fractie staat
zeer positief tegenover het houden van openbare vergaderingen. Dit geldt
zeker voor de vergaderingen van de jeugdadviesraad, opdat ook het pu
bliek bij de problemen kan worden betrokken. Dit geldt natuurlijk niet
voor vergaderingen waarin het over personen gaat, die zullen besloten
moeten zijn. In ieder geval zullen de adviezen openbaar gemaakt
moeten worden. Men moet kunnen meedenken en meediscussiëren,