413
14 AUGUSTUS 1969
Om de jeugd een blijk van ons vertrouwen te geven, hebben wij voor-
esteld minstens zes jongeren in de jeugdadviesraad op te nemen; dat
unnen er echter ook zeven zijn. Men moet echter niet denken dat de
vier jongeren die .door de Stichting Jeugd- en Jongerencentrum worden
aanbevolen nog eens bóven die zeven andere jongeren zullen worden
benoemd. Die vier personen zitten al in het getal van zes of zeven
jongeren. De overige af te vaardigen personen zullen worden benoemd
op titel van belangstelling, kennis enz. Dat behoeven geen jongeren
te zijn, maar dat wil niét zeggen dat het ouderen zouden moeten zijn.
Wij hebben duidelijk gesteld dat er minstens zes jongeren in de jeugd
adviesraad zullen komen, maar dat kunnen er ook zeven of acht zijn,
In de reeds eerder gememoreerde brief wordt ons verweten dat wij de
ouderen op de voorgrond stellen, maar dat is helemaal niet waar. Wij
willen deskundigen benoemen en dat behoeft niets met leeftijd te ma
ken te hebben. Wij hopen voldoende jeugdigen te zullen krijgen, maar
als dat onmogelijk is zullen wij wel ouderen aan moeten zoeken. De
deskundigheid en de belangstelling staan in ieder geval voorop bij de
voordracht. Om tegemoet te komen aan de moderne opvattingen op
dit gebied, hebben wij het verstandig gevonden de raad voor te stellen
een aantal personen van zes plus één te benoemen, op titel van die
deskundigheid en belangstelling.
De leden die door de Stichting Jeugd- en Jongerencentrum zul
len worden voorgedragen behoeven bepaald geen leden van het bestuur
van die stichting te zijn. Wat door het college aan de raad zal worden
voorgesteld, heeft niets met politieke gerichtheid te maken. Ik hoop
dat de heer Woestenberg ervan overtuigd zal zijn dat hier geen politiek
aan te pas komt. Het gaat in dezen gewoon om de vraag hoe wij in
Breda het beleid ten aanzien van de jeugd zullen bepalen. Te dien
einde moeten er adviezen worden uitgebracht door mensen die des
kundig zijn op dit terrein, zowel jongeren als ouderen.
De heer van Gastel heeft gevraagd of de jeugdadviesraad reke
ning zal houden met de vergadertijden. Ik ben graag bereid daarmee
rekening te houden, maar dat zal dienen te gebeuren in overleg met
de dan zitting hebbende leden van de jeugdadviesraad.
De heer van Gastel zou ook graag meer dan vier personen door
de Stichting Jeugd- en Jongerencentrum willen zien voorgedragen.
Naar ik meen heb ik daarop al een duidelijk antwoord gegeven.
De heer van Gastel heeft nog enkele opmerkingen gemaakt over
artikel 2 van het reglement, waarin staat dat de jeugdadviesraad de
planning zal verrichten op het gebied van jeugdzaken. De Stichting
Jeugd- en Jongerencentrum kan volgens de heer van Gastel ook analy
seren wat er in de wereld van jeugd en jongeren leeft. Ik geloof dat'
deze beide taken uitstekend gecombineerd kunnen worden en dat de
Stichting Jeugd- en Jongerencentrum haar onderzoekingen heel goed
kan doorspelen naar de jeugdadviesraad. Natuurlijk behoeft dat een
onderzoek door de jeugdadviesraad zelf niet in de weg te staan.
Het secretariaat zou volgens enkele raadsleden niet bij een
ambtenaar moeten berusten. Ik meen dat deze stelling niet juist is,
omdat in de jeugdadviesraad de secretaris zo'n belangrijke figuur is.
Hij is de man die alle stukken voor de jeugdadviesraad voorbereidt
en is een steun voor zowel de voorzitter als de leden van de jeugd-