415 14 AUGUSTUS 1969 de activiteiten met een experimenteel, provisorisch karakter èn de groeperingen die niet gesubsidieerd zijn. De tweede .dimensie wordt gevormd door de levens- en wereldbeschouwelijke geledingen van de Bredase bevolking, terwijl de derde dimensie betrekking heeft op de leeftijdsfactor. Op grond daarvan heeft het Stedelijk Jeugd- en Jonge rencentrum gemeend zijn voorstel in deze vorm te mogen gieten. Na de toelichting van de wethouder heb ik hiermee overigens niet meer zoveel moeite. Zoals ik in eerste instantie al heb gezegd, ben ik wel tevreden met dit voorstel, dat het karakter van een expe riment heeft. Het voorstel behoeft niet vier jaar lang gelding te hebben; als het nodig wordt geacht kunnen er altijd aanpassingen plaatsvinden. Het is jammer dat wij per reglement nog de jeugdigen en jongeren moeten aanwijzen. Ik hoop dat dat straks een automatisch gegeven zal worden en dat het aantal aan te wijzen jongeren dan niet beperkt zal blijven tot zes, maar vanzelf uit zal groeien tot zeven, acht of negen; misschien zullen er straks helemaal geen ouderen meer nodig zijn. Van de wethouder heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag met betrekking tot de minimum leeftijd. Wat de ambtelijk secretaris betreft is er sprake van een misverstand. Ik heb nl. niet gesteld dat die ambtelijk secretaris niet bij die groep zou kunnen zitten ik acht het zelfs belangrijk dat dat wèl gebeurt --, maar ik heb gezegd dat het niet per se noodzakelijk is dat hij lid wordt van de jeugdadviesraad. Als het op stemmingen aankomt kan hij rustig "buiten schot" blijven. Hij kan erbij zitten, hij mag notuleren en meepraten, maar de kwestie van het mee-stemmen kan later nog wel eens bekeken worden. Ik heb begrip voor de opmerkingen die zijn gemaakt over de openbaarheid. Het college is blijkbaar wel bereid bepaalde zaken in de openbaarheid te brengen. Van de wethouder heb ik ook geen antwoord ontvangen op mijn vraag over de voordracht en de aanbeveling. Het Stedelijk Jeugd- en Jongerencentrum wilde zelf een voordracht opstellen. Uit het voor stel van b. en w. blijkt dat het Stedelijk Jeugd- en Jongerencentrum een aanbeveling mag doen, terwijl het college een voordracht opstelt. Waarom deze verschillende werkwijzen? Waarom kan het niet een voordracht zijn, of een aanbeveling in alle gevallen? In eerste instantie heb ik gevraagd waarom de huidige jeugd adviesraad niet is gehoord over dit voorstel. Als de wethouder mij op deze vragen nu een antwoord geeft dat niet bevredigend is, hoop ik dat ik er nog op terug mag komen, want per slot van rekening is dit voor mij eigenlijk de eerste instantie. De VOORZITTER: Dat is heel handig bedacht. De heer KRAMER: Mijnheer de voorzitter. In eerste instantie heb ik drie punten naar voren gebracht die voor mij knelpunten waren, nl. de openbaarheid, het vergaderuur en de plaats van de voorzitter. Al deze knelpunten zijn door de wethouder naar de jeugdadviesraad zelf verwezen. Wij hebben daar geen bezwaar tegen, integendeel, wij geloven dat dat juist is. Wij nebben ons vertrouwen uitgesproken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 415