14 AUGUSTUS 1969 416 in de jeugdadviesraad-nieuwe stijl en het spreekt ons aan dat deze raad nu al direkt medeverantwoordelijkheid krijgt voor wat deze punten betreft. De wethouder heeft te kennen gegeven dat als plaatsvervangend voorzitter van de jeugdadviesraad eventueel de wethouder kan optre den die de portefeuille waarneemt. Met deze gang van zaken ben ik niet zo erg gelukkig. Ook hier komt het woord "ingespeeld", dat de wethouder zelf gebruikt heeft, weer aan de orde. Het is de vraag in hoeverre deze wethouder ingespeeld is. Mijns inziens zou de plaats vervanger beter uit de raad zelf kunnen worden aangewezen. Ik ga echter graag akkoord met de suggestie dit door de jeugdadviesraad zelf te laten bepalen. Wat het vergaderuur betreft zou ik graag de toezegging ont vangen dat de vergadering 's avonds zal worden gehouden, als slechts één lid te kennen zou geven dat een middagvergadering hem niet schikt. Mevrouw JaGER-MIDDELBEEK: Mijnheer de voorzitter. Als de wethouder zegt dat een periode van twee jaar in plaats van vier jaar zou lijken op, een soort van wantrouwen tegenover de jeugd, dan moet ik dat'bepaald tegenspreken. Juist in het kader van de nieuwe samenwerking en het nemen van eventuele maatregelen kan men in de loop van enkele jaren bekijken hoe de zaken zich ontwikkelen. Als men zou moeten wachten tot die vier jaar voorbij zouden zijn, zou het geheel wel eens kunnen gaan verlopen" Mijn fractie blijft voorts voorstandster van openbare vergade ringen. De wethouder heeft opgemerkt dat dat wel eens tot moei lijkheden zou kunnen leiden in verband met het toekennen van sub sidies. Ik ga er evenwel van uit dat subsidies overheidsgelden zijn, die openbaar zijn. Daar komt toch geen geheimzinnigheid aan te pas, neem ik aan. Waarom kan er dan geen openbare vergadering worden belegd, zodat iedereen mee kan oordelen? Als de voorzitter, noch de plaatsvervangend voorzitter aanwezig is, zal, naar ik aanneem, een lid van de jeugdadviesraad de open plaats bezetten. Is dat juist? Naar mijn mening kan er geen sprake van zijn dat een andere wethouder die plaats zal innemen. In artikel 4 spreekt het college van "tenminste zes leden". Naar mijn idee kunnen het er dan ook zeven zijn. Als de jongeren dat nu graag willen, in verband met de inspraak, waarom zouden het er dan geen zeven mogen zijn? Ik voel wel iets voor een ambtelijk secretaris, maar dan moet deze toch geen stemrecht hebben. Als de meerderheid van de raad de wethouder als voorzitter van de jeugdadviesraad wil, dan geloof ik dat het juist is ook die voorzitter geen stemrecht toe te kennen. De voorzitter moet naar mijn mening een min of meer neutrale positie innemen. De heer SP ANJER: Mijnheer de voorzitter. In mijn betoog heb ik tot uitdrukking willen brengen dat het college van b. en w. in het oude reglement wel degelijk de mogelijkheid had om een aantal jongere mensen te benoemen. Het verheugt mij nu dat in dit regle ment een bepaald aantal wordt vastgelegd, maar aan de andere kant

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 416