14 AUGUSTUS 1969 418 De heer WOESTENBERG: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft mij er niet van kunnen overtuigen dat straks niet één politieke groepering als dè selectie naar voren zal komen. Mijns inziens zal één Bepaalde groep die jeugdadviesraad gaan bezetten. Los daarvan staat de kwestie van de openbaarheid, die mij niet zo zwaar op de maag ligt, wanneer althans elke politieke groepering gelijkelijk vertegenwoordigd zal zijn. Verbazingwekkend vind ik de verhlaring van de wethouder dat hij de adviezen naast zich neer kan leggen. Op die manier zou er een soort levende ideeënbus ontstaan, waaruit men alleen de voordelen put, terwijl de medezeggenschap van de jeugd dan min of meer verloren gaat. De jeugd moet naar mijn oordeel meer inspraak kunnen krijgen. De heer von Schmid heeft het gehad over de helft plus één, maar ik zou graag een vertegenwoordiging van de jeugd willen zien van 75°Jo, zodat er altijd een ongelijk aantal zal zj.jp,. _Wanneer de voorzitter nu niet mee mag stemmen, blijven er twaalf apostelen overjdatrkomt neer op een gelijk spel. De heer VON SCHMID: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van het antwoord van de wethouder en de andere opmerkingen die zijn gemaakt wil ik ook graag iets in het midden brengen. Een kleine verandering in een aantal getallen zal voor mij niet de doorslag geven voor wat betreft mijn houding ten opzichte van dit voorstel. Het gaat mij om de mentaliteit die uit dit hele geval spreekt. Ik twijfel volstrekt niet aan de goede be doelingen van het college, en aan die van de wethouder in het bijzonder, maar ik heb vanavond geluiden gehoord die mij niet zo prettig in de oren klinken. Zo is er bijv. opgemerkt dat het om een experiment gaat dat begeleid moet worden enz. Als mende jeugd bij de jeugdadviesraad wil betrekken, moet dat ook voor het volle pond gebeuren. In dat geval moet men niet gaan praten over een experiment, want dat klinkt bepaald niet sympathiek. In zekere zin heeft de wethouder mijn argumentatie gesteund. In tegenstelling tot de heer van Dun vind ik het heel goed dat de wethouder in de jeugdadviesraad zit, want dan kan er een "brainstorming" ontstaan. De heer VAN DUN: Ook als voorzitter? De heer VON SCHMID: Ook als voorzitter, ja. Volgens mij kunnen de overheid en de jeugd op deze wijze meer naar elkaar toegroëien. De discussies in de jeugdraad behoeven in het geheel niet frustrerèftd te zijn. Ik zie ook helemaal niet in dat het erg zou zijn als er een minderheids - of een meerderheidsadvies zou worden uitgebracht. Daar kan altijd nog over gepraat worden. Het is ook niet erg dat de wethouder eerlijk voor zijn mening uitkomt in de jeugdadviesraad. Ik acht dat juist nuttig. Aangezien er een "brainstorming" dient plaats te vinden, zie ik niet in waarom de jongeren niet de meerderheid zouden kunnen krijgen in de jeugdadviesraad. Evenals mevrouw Jager zou ik het college willen voor stellen zeven jongeren in de jeifgdadviesraad te doen benoemen. Over de procedure van het benoemen is niet veel meer gezegd. Zeven personen zouden alleen benoemd kunnen worden op voordracht van het college van b. en w. op titel van algemene belangstelling en kennis

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 418