14 AUGUSTUS 1969 422 De VOORZITTER: Dames en heren. Tenzij de raad anders beslist, zijn de beraadslagingen hiermede gesloten. De heer VON SCHMID: Misschien mag ik nog éen vraag stellen, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Wenst u een stemverklaring af te leggen? De heer VON SCHMID: Neen. Ik wilde vragen of mijn suggestie betreffende de zeven afgevaardigden van de jeugd als een voorstel kan worden beschouwd De VOORZITTER: Ik heb u eerder al verwezen naar artikel 21 van het reglement van orde. Daarin wordt de methode aangegeven via welke amendementen en voorstellen moeten worden ingediend in deze raad. Ik geloof dat ik u daaraan genoegzaam heb herinnerd. Aan de orde is nu de vraag of de beraadslagingen voortgang moeten vinden. De heer WOESTENBERG: Ik verzoek om voortgang van de beraad slagingen. De VOORZITTER: Wordt dit voorstel van de heer Woestenberg gesteund? De heer MELZER: Mijnheer de voorzitter. Ik geloof dat er tijdens de discussies nogal het eea en ander is gezegd over de vraag of de wet houder al of niet voorzitter moet zijn van de jeugdadviesraad. Daarover mogen wij ons toch wel uitspreken? De VOORZITTER: Natuurlijk. Als u om deze reden tegen het voorstel wilt stemmen, is dat een volkomen te respecteren overweging. Ik stel opnieuw de vraag of de raad de beraadslagingen wenst voort te zetten. Aangezien de raad de beraadslagingen niet wenst voort te zetten, wordt de discussie gesloten. De VOORZITTER: Vervolgens zou ik graag van de raad willen weten of hij stemming wenst over het voorstel van b. en w. De heer MELZER: Ja, artikelsgewijs. De VOORZITTER schorst de vergadering enige ogenblikken voor nader beraad. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Dames en heren. Aan de orde is het voorstel van burgemeester en wethouders inzake wijziging van het reglement van de jeugdadviesraad. Ik moet vaststellen dat geen amendementen op het voorstel zijn ingediend op de manier als in het reglement van orde aangegeven. Ik meen dat het nu op zijn minst gebruikelijk is dat het voorstel van burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 422