14 AUGUSTUS 1969
424
fractie dus wel akkoord gaan, hoewel ik mij afvraag of iedereen tot
die overtuiging zal komen bij lezing van de argumentatie van het col
lege in het begin van dit stuk.
De problemen komen pas om de hoek kijken bij het onderdeel
"recreatie". Het college vraagt de raad een aantal objecten met be
trekking tot de recreatie over te hevelen naar de dienst voor de sport.
Die objecten zullen blijkens het stuk echter door het college worden
aangewezen! Op deze basis kunnen wij geen organisatie wijzigen. Ons
mankeert te enenmale een volledig inzicht. Dit wil niét zeggen dat
wij de recreatie niet naar de dienst zouden willen overhevelen. Wij
willen dat wel degelijk, maar wij hopen dat de argumentatie in het
voorstel van b. en w. berust op een vergissing. Op deze manier wordt
het echt wel moeilijk om meaewerking te verlenen.
De wethouder weet dat wij bij de algemene beschouwingen ver
schillende malen hebben gevraagd om enig inzicht in de moeilijke
materie van de recreatie. Recreatie is veel belangrijker dan men van
daag aan de dag wellicht kan vermoeden. Naar mijn gevoel is recrea
tie ae arbeid die de mens gaat verrichten in deze geautomatiseerde
maatschappij. Dat wil heel wat zeggen'. Daarom geloof ik dat wij er
niet zo gemakkelijk overheen kunnen stappen. Wil de mens in deze
maatschappij gezond blijven, dan is beweging onontbeerlijk. De recreatie
gaat de arbeid overnemen die wij tot op dit moment vervuld hebben met
ons lichaam. Omdat dit aspect in de toekomst steeds belangrijker zal
worden, geloof ik dat wij daaraan bijzonder veel aandacht moeten be
steden.
Het liefst zou ik dit belangrijke voorstel een maand willen uit
stellen, omdat ik niet weet welke objecten het college met betrekking
tot de recreatie op het oog heeft. Er worden ons weliswaar vijf puntjes
voorgelegd, maar die hebben te maken met de dienst voor beplantingen.
Ik heb geen ogenblik gedacht dat de dienst voor beplantingen 'onthoofd"
zou worden. Ik vind het niet correct dat als aanvulling op dit voorstel
vijf punten zijn genoemd die er niet onder vallen. Dit is een negatieve
benadering van het voorstel; ik zou het echt een mini-stuk willen noemen,
een term aie ik eerder op de avond al heb gebezigd met betrekking tot
de speeltuin. Er moet meer aandacht aan deze belangrijke aangelegenheid
worden geschonken. Als mij iets gevraagd wordt, kan ik ook niet ten ant
woord geven: dat en dat weet ik niét. Deze negatieve benadering vind ik
onjuist, het is de weg van de minste weerstand. Ik vermoed dat de interne
mededeling die aan ae directeuren verzonden zal worden uitvoeriger zal
zijn dan de mededeling die aan de raadsleden is gedaan. Dat is evenmin
juist.
In het raadsstuk heb ik verder iets gelezen over een afdeling wel
zijnszorg. Die afdeling vinden, wij uitermate belangrijk, maar het is
voor het eerst dat ik erover lees. In alle redelijkheid wil ik u vragen
of dit nu de juiste manier is om de raad te informeren.
De redactie met betrekking tot het horen van de commissie van
overleg moet mijns inziens gewijzigd worden. Het "horen" heeft nl.
nog niet plaatsgevonden. Vervolgens wijs ik het college op de volgende
zinsnede in artikel 3: "Burgemeester en wethouders horen de directeur
omtrent benoeming, schorsing en ontslag van het personeel, dat hem
bij de vervulling van zijn taak behulpzaam is.De werkelijke betekenis