14 AUGUSTUS 1969 428 een orgaan dat belast is met een zelfstandige begroting; zij adviseert niet alleen, maar heeft in de subsidiesector ook een uitvoerende taak. Wij gaan langzamerhand wel denken aan een parallelisatie van alle stichtingen en adviesorganen. De sportstichting is momenteel het oudste orgaan in de gemeente op het gebied van advisering en subsi diëring en voorlopig willen wij daar nog geen verandering in aanbrengen, tenzij wij straks precies zullen weten hoe de parallelisatie van alle ad viesorganen kan worden doorgevoerd. De directeur heeft natuurlijk onder zich de deskundigheid van sport- en jeugdzaken. Dat alles blijft op dezelfde wijze doorgaan. De vragen van de heer van Gastel wijzen een beetje op de angst dat het zelfstandig particulier initiatief de nek zal worden omgedraaid. Daar behoeft men echter niet bang voor te zijn. In de eerste plaats is daar altijd nog het college bij, en met name de wethouder, terwijl in de tweede plaats de raad op de hoogte blijft van de manipulaties die uit een dergelijke constellatie voortvloeien. Leest men artikel 2 met de 13 subartikelen, dan zal het duidelijk worden dat er geen sprake van is dat de dienst bepaalde zaken zal opleggen. Zij krijgt slechts tot taak bepaalde zaken te stimuleren in overleg met bestaande par ticuliere instanties. Zijn die particuliere instanties er niet, dan zal er uiteraard wel iets moeten gebeuren. "Desgewenst" betekent in dit geval: als de andere partij het wil. Ik heb er geen bezwaar tegen dat punt 11 van artikel 2 wordt gewijzigd in de zin zoals door de heer van Gastel aangegeven. Die wijziging komt in feite op hetzelfde neer, hoewel ik moet toegeven dat het nu erop zou künnen lijken dat er eerst ge organiseerd zou moeten worden alvorens er gestimuleerd kan worden. De bedoeling van de dienst is evenwel het omgekeerde. Ik hoop dat ik met mijn antwoord de onduidelijkheid die sommige raadsleden meenden te bespeuren heb weggenomen. Als er nog ondui delijkheid zou bestaan met betrekking tot de recreatie, dan kan een uittreksel van de brief die aan de directeuren zal uitgaan ook aan de raad worden gestuurd. Overigens kan men mijns inziens alles afleiden uit de formulering in het stuk. De heer KROON: Mijnheer de voorzitter. In eerste instantie heeft mijn collega Kramer namens onze fractie het woord gevoerd, omdat hij in de afdeling voor jeugd en sport zit. Een splitsing van zo'n kleine fractie als de onze kan wat dat betreft nuttig zijn voor een juiste be handeling. Nu wil ik naar aanleiding van het antwoord van de wet houder ook wel iets opmerken. In de eerste plaats stel ik nadrukkelijk vast dat de heer Kramer niét heeft gesproken over een slecht stuk, zoals de wethouder in het begin van zijn antwoord zei. De heer Kramer heeft wèl gewag gemaakt van een onduidelijk stuk. Een onduidelijk raadsstuk behoeft nog niet slecht te zijn. Wethouder VERMEULEN: Het is dus een goed onduidelijk stuk. De heer KROON: Mijnheer de voorzitter. Ik moet zeggen dat de materie mij na het antwoord van de wethouder nog niet veel duide lijker is geworden. Ik heb zelfs uit zijn woorden de indruk gekregen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 428