433 14 AUGUSTUS 1969 Wethouder VERMEULEN: Mijnheer de voorzitter. Het is mij op gevallen dat de toon in deze zaal een geheel andere teneur krijgt, zodra er over schapen gesproken wordt in plaats van over jeugd, sport en recreatie. De probleemstelling die de heer Quadekker heeft aange dragen vind ik niet onaardig; ik heb er waardering voor dat hij zijn vragen op deze wijze naar voren heeft gebracht. Misschien heeft het college met dit voorstel het begripsvermogen van de raad iets over schat. Burgemeester en wethouders zijn er nl. van uit gegaan dat de raad, wanneer hij akkoord zou gaan met het laten bouwen van een schapestal, zich bewust moet zijn van het feit dat er te eniger tijd schapen in die stal zullen komen. Ik geloof ook dat de door het col lege gevolgde volgorde de juiste is. Zou men nl. eerst schapen kopen en dan pas een hok gaan bouwen, dan zou men uit doelmatigheids overwegingen volkomen verkeerd hebben gehandeld. Ik heb mij laten vertellen dat er in Breda momenteel een aantal loslopende schapen zijn, die, ofschoon geen eigendom van de gemeente, als schaap .literaard bereid zullen zijn in de gemeentekooi plaats te nemen. Ik geloof dus niet dat wij in de eerstkomende tijd de raad lastig behoeven te vallen met een voorstel tot aankoop van verschil lende schapen. De reproduktie van de schapen voltrekt zich langs natuurlijke weg en als wij eenmaal een begin hebben, zullen wij straks wellicht zoveel schapen hebben dat wij er enkele van zullen willen verkopen. Grote problemen zie ik in dezen niet. Ik kan de heer Quadekker verzekeren dat het niet in de bedoeling van het col lege ligt binnen afzienbare tijd met een voorstel te komen tot het doen aanschaffen van schapen. Overigens wil ik de mogelijkheid niet uitsluiten dat dat in de verdere toekomst wel eens zou kunnen gebeuren. Dit behoeft mijns inziens de goedkeuring van dit voorstel niet in de weg te staan, omdat zo'n schapestal uitstekend voldoet aan recreatieve behoeften. De kinderen die in het park komen zullen op deze wijze met dieren in aanraking kunnen komen en dat kan bijzonder leuk zijn. Ik weet dat er aanvankelijk nog een vraag gesteld zou worden over de constructie van de stal. Misschien is die vraag om der tijds wille thans achterwege gebleven. Ik kan de raad vertellen dat het geheel transparant is, d.w.z. de omheining, niét de schapen. De omheining zal bestaan uit halve rondhoutjes die gespijkerd zullen worden op andere balken, waardoor het geheel een niet te afgesloten indruk zal maken. De vraag of de schapestal zal ressorteren onder de dienst voor recreatie is, naar ik meen, in het voorafgaande voorstel uitvoerig aan de orde geweest. Als de raad het stuk goed leest, zal hij er wel uit komen. Het hele park is in beheer en onderhoud bij de dienst voor beplantingen. Er zal een permanente ploeg aanwezig zijn voor het onderhoud van het park. Na enige gewenning wil men gaan experi menteren met het somtijds toelaten van kinderen binnen de afrastering; dat zal echter niet permanent gebeuren. Het toezicht zal worden uitgeoefend door de voorman die het park onder zijn beheer krijgt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 433