14 AUGUSTUS 1969
434
Een andere vraag die niet gesteld is, maar waarvan ik weet dat
zij wel leeft bij bepaalde raadsleden, was of er door het contact met de
schapen gevaar zou kunnen bestaan voor de gezondheid van de kinderen.
Ik kan de raad vertellen dat schapen wel eens teken hebben. Misschien
zouden die teken eventueel overgebracht kunnen worden op de kinderen,
maar daar behoeft men geen slapeloze nachten van te hebben, want zo'n
teek kan er altijd wel uitgehaald worden.
De heer QUADEKKER: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding
van de opmerking van de wethouder, waarin hij twijfelde aan het door-
zichtsvermogen van althans één lid van de raad, wijs ik erop dat bij de
bouw van het politiebureau niemand vermoed had dat daar enige paarden
in zouden worden ondergebracht. Daar is ook een ander voorstel voor
gekomen'. Daarom meende ik dat het niet onaardig was dit eens te
stellen.
De VOORZITTER: U wordt ook zeer bedankt,mijnheer Quadekker.
De heer WOESTENBERG: Mijnheer de voorzitter. Komen er alleen
schapen, of komen er ook geitjes bij?
Wethouder VERMEULEN: Mijnheer de voorzitter. Voor zover mij
bekend heeft de dienst voor beplantingen een nogal uitgebreid dieren-
arsenaal. Ik geloof dat daar ook wél geitjes bij zijn. Het is echt de be
doeling van dit voorstel kinderen in contact te brengen met dieren.
Misschien zullen er behalve schapen en geiten in de toekomst nog wel
andere dieren aan worden toegevoegd.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
22. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
VASTSTELLEN VAN BEGROTINGSWIJZIGINGEN.
23. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
GARANDEREN VAN RENTE EN AFLOSSING VAN EEN HYPO
THECAIRE LENING AAN TE GAAN TER GEDEELTELIJKE FINAN
CIERING VAN EEN DOOR DE EIGENAAR TE BEWONEN NIEUWE
WONING.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
conform deze voorstellen van burgemeester en wethouders
besloten.
24. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
AANGAAN VAN OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE DE VER
WERVING VAN ONROEREND GOED.
De heer WOESTENBERG: Mijnheer de voorzitter. Bij het raads
stuk dat bij dit voorstel behoort heb ik een kleine aantekening gemaakt