18 SEPTEMBER 1969
462
Ik kom nu aan het laatste en het voor velen in mijn fractie moeilijkste
punt van dit voorstel, namelijk de gedachte plaats voor het informatie
centrum. Vooropstellend dat wij het belang van het informatiecentrum
zeer wel inzien, menen wij dat wij terzake van de plaats toch een aantal
vragen moeten stellen, in de eerste plaats de vraag of dit informatie
centrum gekoppeld moet zijn aan en in een duidelijke, directe relatie
moet staan met het bestuursapparaat. Wij menen dat het belangrijk is
dat dit centrum in directe relatie staat met het bestuursapparaat, maar
dat dit niet per se noodzakelijk is. Als zich een geschikte gelegenheid
voordoet om die directe relatie te bewerkstelligen zullen wij daarvan
zeker gebruik moeten maken. Daarbij komt dat wij van mening zijn dat
het stadhuis feitelijk een open plaats zou moeten zijn waar overheid en
burgerij elkaar kunnen ontmoeten. Wij vinden dat de burgers veel meer
dan tot nog toe zullen moeten weten wat de overheid doet. Daardoor
zal men waarschijnlijk ook meer belangstelling krijgen voor het werk
van de overheid. Wij menen dat dit niet direct te bereiken is door in een
kelder een aantal lokaliteiten te maken --er wordt gedacht aan een kof
fiebar, een projectiekelder en een expositieruimte -- met ingangen die
niet tot binnengaan noden. Als men met de burgers van deze stad en ook
met anderen die daarvoor belangstelling hebben in contact wil treden en
men elkaar op een bepaalde manier wil informeren, moet de daarvoor
bestemde ruimte als het ware een open entree hebben, die de mensen
uitnodigt naar binnen te gaan. Daarom is voor mijn fractie deze kelder
bijna niet acceptabel; voor het grootste deel van mijn fractie is die kelder
sec niet aanvaardbaar. Ik moet u zeggen dat wij daarom naar alternatieven
hebben gezocht om een spoedige realisering van een informatiecentrum
toch mogelijk te maken en dan zodanig dat dit aan zijn doel beantwoordt.
Mijn gedachten gaan nu uit naar een gedeelte van de oude Poort van Kleef,
die naar ik meen uitstekend geschikt te maken zou zijn voor voorlichting
op de begane grond, terwijl men, als men behoefte heeft aan expositie
ruimte, in de kelders ernaast en daaronder daartoe voldoende gelegenheid
vindt. Ik ben van oordeel dat in een situatie waarin men direct een open
ruimte kan betreden de mogelijkheid van het elkaar informeren veel meer
aanwezig is dan in een ruimte die moeilijk bereikbaar is en van buiten
bijna niet te ontdekken is.
Ik realiseer mij wel dat het door mij aangegeven alternatief moge
lijk uitstel van de realisatie van het informatiecentrum zal betekenen.
Ook hierover heb ik nagedacht en ik meen nu dat dit niet nodig zal zijn.
Ik ga zo meteen een amendement op dit voorstel aan u voorleggen, in
houdende dat ik van mening ben dat de raad vanavond toch een voorbe
reidingskrediet van 10.000, -- zal moeten voteren om de mogelijkheden
te onderzoeken te komen tot de inrichting van een informatiecentrum en
daarvoor eventueel plannen te ontwerpen. Daardoor behoeven de werkzaam
heden niet te stagneren; ik meen zelfs dat een en ander op vrij korte ter
mijn gestalte zal kunnen krijgen, want als ik goed ben geïnformeerd is
een eerste advies al in april 1969 gevraagd terwijl dit voorstel nu pas in de
raad aan de orde is. Het moet mogelijk zijn de gevraagde studie binnen vrij
korte tijd te verrichten.