18 SEPTEMBER 1969 476 De heer VON SCHMID: Ik heb gehoord dat de ingang via de Poort van Kleef mede in het onderzoek zal worden betrokken; dat vind ik wel belangrijk. De toegang onder het bordes maakt deel uit van het gehele architectonische "verband" van het stadhuis. Het zal daarom naar mijn opvatting altijd moeilijker zijn daar de juiste sfeer te scheppen. In de Poort van Kleef, dat architectonisch los staat van het gemeentehuis, is dat ongetwijfeld een stuk gemakkelijker. Een ander probleem dat opdoemt is de koppeling van het bureau Voorlichting aan het informatiecentrum. Als er een ingang in de Poort van Kleef wordt gerealiseerd zal die verbinding gemakkelijk te leggen zijn; wordt er een andere ingang geprojecteerd, dan wordt het natuur lijk moeilijker. Voor mij blijven de creatieve inspraak, de wisselwer king en de communicatie van groot belang. Deze elementen staan of vallen met de verbinding die al dan niet gelegd zal worden tussen het bureau Voorlichting en het informatiecentrum. Wordt die verbinding niet tot stand gebracht, dan zal er geen wisselwerking ontstaan. Zal er onderling contact worden onderhouden? Als ik mijn stem uitbreng vóór het voorbereidingskrediet, dan stem ik tevens voor een zo breed mogelijke uitvoering van de plannen. Dat kunt u beschouwen als mijn stemmotivering. Mevrouw JaGER-MIDDELBEEK: Ik kan mij niet goed voorstel len dat er met betrekking tot dit voorstel geen alternatieve oplossing te vinden zou zijn. In tweede instantie wil ik het college graag een praktische vraag stellen. Ik ben in de kelders geweest waarover van avond zoveel is gesproken. De lucht in die kelders vond ik bepaald onaangenaam. Wanneer men werkelijk van die kelders gebruik zou willen maken, zou er zowel een luchtverversingsapparaat als een afvoersysteem moeten worden aangebracht. Ik neb mij laten vertel len dat dat bijzonder kostbare installaties zijn. Ik vraag mij dan ook af of dit project niet enorme sommen gelds zal vergen voordat de kelders überhaupt in gebruik genomen zullen kunnen worden. De heer WOESTENBERG: Een van de vorige sprekers heeft er voor gepleit de horecasector ook een kans te geven in de kelder. Min of meer gebeurt dat al in de Poort van Kleef. Ik wil die horeca sector in ieder geval beslist buiten het stadhuis houden. De burgers die zich willen bezatten kunnen daarvoor elders terecht; wat dat betreft zijn er gelegenheden te over. De heer VAN WERKHOOVEN: In het raadsstuk wordt duidelijk gewag gemaakt van een voorbereidingskrediet. In uw antwoord hebt u evenwel afwisselend gesproken over een voorbereidingskrediet en over gelden die nodig zijn om een onderzoek in te stellen. Dat zijn twee geheel verschillende dingen. Hoe zit het daarmee? De VOORZITTER: Dames en heren. Ik hoop waarachtig dat wij elkaar goed zullen verstaan. De heer van Loon heeft het college het verwijt gemaakt dat het de zaak wat gebagatelliseerd heeft;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 476