18 SEPTEMBER 1969
482
veelal niet te achterhalen is. Als het gemeentebestuur een wrak
laat weghalen en de eigenaar daarvan enige maanden later dat ont
dekt, dan kan deze tegen de gemeente een vordering instellen wegens
verduistering of verwijdering van zijn eigendom. Laten wij dus niet de
illusie hebben dat wij ook dit probleem met deze verordening oplossen.
Overigens hoop ik dat deze verordening in de praktijk het resultaat zal
opleveren wat ervan wordt verwacht.
De heer BARIJ: Ik voel mij geroepen om u mededeling te doen
van het feit dat ik vanmiddag toevallig ben gestuit op de gemeente
lijke verordening van Papendrecht, waarin soortgelijke bepalingen
voorkomen als die welke u thans voorstelt en die het tot en met de
Hoge Raad hebben gehouden.
Wat de wrakken betreft geloof ik dat een oplossing te vinden is
met het normale wetboek van strafrecht in de hand, dat zegt dat voor
werpen waarmee een strafbaar feit wordt gepleegd in beslag kunnen
worden genomen. Wanneer dus ergens een wrak staat meen ik dat de
politie volkomen gerechtigd is om het in beslag te nemen en het door
de rechter te laten verbeurd verklaren of aan het verkeer te laten ont
trekken. Wij behoeven dit dus niet in deze verordening op te nemen.
De VOORZITTER: Dames en heren. Wat de laatste opmerking
betreft geloof ik dat het feit dat de verordening van de gemeente
Papendrecht niet verschilt van de verordening die wij nu voor ons
hebben -- en gelukkig heeft de Papendrechtse verordening het ge
houden tot de Hoge Raad -- niet zo behoeft te verwonderen, want in
beide gevallen zal wel de model-verordening van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten zijn gebruikt. Ik ben erg blij met de opmer
king van de heer Barij dat de verordening op gegeven punten wel houd
baar is. De heer Quadekker en de heer van Werkhooven hebben gezegd
dat er toch nog wel problemen kunnen ontstaan; de laatste meende bij
voorbeeld dat artikel 5 te vaag omschreven was. Ik geloof dat men met
deze verordening thans -- en ik neem aan dat de heer van Werkhooven
dat met mij eens zal zijn praktijkervaring moet opdoen, maar dat
er in de toekomst waarschijnlijk nog wel vragen zullen overblijven.
De opmerking van de heer van der Zwan over de bedoeling
van de verordening meen ik het beste zo te kunnen beantwoorden
dat het uitgangspunt van de verordening hierin is gelegen -- hij sprak
ook over parkeerexcessen -- dat moet worden voorkomen dat men met
zijn auto te veel ruimte in beslag neemt en dat men met zijn voertuig
schade aan anderen berokkent. Dat zijn naar mijn opvatting de twee
uitgangspunten van deze verordening. De intentie is dus dat men geen
hinder mag veroorzaken en dat men zich wat de ruimte betreft enigs
zins zal moeten beperken. Ik meen dat ik hiermede de verschillende
sprekers naar vermogen heb beantwoord.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.