18 SEPTEMBER 1969
490
35. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET TEN BEHOEVE VAN
VOORZIENINGEN AAN DE GYMNASTIEKZALEN AAN DE
NOUTENHOF, ORANJEBOOMSTRAAT, PIET HEYNLAAN,
ARCHIMEDESSTRAAT EN DE ELANDSTRAAT.
Mevrouw JaGER-MIDDELBEEK: Over dit voorstel is in de af
deling uitgebreid gesproken en ik was dan ook eigenlijk niet van plan
er nu iets over te zeggen, maar toen ik vanmiddag een en ander nog
eens nakeek kwam ik tot de conclusie dat ik er toch nog een opmerking
over moest maken. Het feit dat hier een bedrag van maar liefst 55.000, --
wordt gevraagd om gymnastieklokalen op te knappen die door de verniel
zucht van een deel van de jeugd half worden gesloopt, vind ik een zeer
kwalijke zaak. Begrijpelijk is het dat het onmogelijk is om bij het inten
sieve gebruik van deze lokalen doorlopend toezicht te houden. Ik heb mij
dan ook afgevraagd of het wellicht enige invloed zal hebben als bijvoor
beeld via de scholen en zo mogelijk ook via de ouders door middel van
een stencil met bepaalde voorschriften een duidelijke uiteenzetting van
de gang van zaken wordt gegeven, en men misschien probeert wat op het
eergevoel van de jeugd te werken. Misschien helpt het iets, misschien
helemaal niets, maar dit weet men van te voren nooit helemaal zeker.
Wellicht is het een taak van de voorlichtingsambtenaar. Ik vraag mij ook
af of de gemeente ermee door kan gaan steeds weer forse bedragen te be
steden voor het herstel van vernielde eigendommen. Een pasklare oplos
sing in dezen weet ik ook niet, en ik vraag mij af of die wel te vinden
is, maar het leek mij achteraf toch ook niet juist om een dergelijk voor
stel zonder commentaar te laten passeren.
De heer KRAMER: Ik wil gaarne onderschrijven wat mevrouw
Jager heeft gezegd. Ik meen dat de leiding van jeugdverenigingen, het
onderwijzend personeel en ook in het bijzonder de jeugd zelf tot de con
clusie moeten komen dat het voteren van geld voor het herstellen van
vernielingen ten koste gaat van het treffen van andere voorzieningen. Ik
weet wel dat het moeilijk is in dezen de juiste vorm te vinden, maar
het lijkt mij toch nuttig dat zij erop worden gewezen dat zij eigenlijk
hun eigen ruiten aan het ingooien zijn.
Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Ik meen dat het ten eerste
een taak is van de ouders om hun kinderen erop te wijzen wat deze ver
nielingen teweegbrengen; dat is niet alleen een taak van jeugdverenigingen,
scholen en openbare instanties. Voorts wil ik graag weten hoe het staat met
de verantwoordelijkheid van de ouders wanneer iemand bij het aanrichten
van een vernieling wordt betrapt. Zij zijn toch verantwoordelijk voor wat
hun minderjarige kinderen doen?
De heer VAN DER ZWAN: Ik wil er één opmerking over maken.
Ik heb uiteraard ook geen goed woord over voor de vernielzucht. Praktisch
iedere maand zien wij bij net onderwijs dat er ruiten zijn ingegooid, be
schadigingen zijn aangericht enz. In het voorstel staat echter dat een
bedrag van 55.000,-- nodig is voor a. voorzieningen om aantasting