495 18 SEPTEMBER 1969 en ontplooiingskansen hebben. Evenzeer is het juist dat men zijn stem daarin verheft als men tot de overtuiging komt dat deze kansen niet of niet uit vo< voldoende worden geboden. Hoe verstrekkend het regeringsadvies inzake institu de achtste medische faculteit ook is, het neemt naar mijn gevoelen sering niet weg dat wij ernaar moeten streven alle bestaande mogelijkheden zijden in een democratisch stelsel te benutten. De parlementaire behandeling zal in dient nog plaats te vinden. Wij mogen constateren dat Brabant in alle voorst toonaarden zijn zakelijke argumenten heeft uitgedragen, de opvatting studer ten spijt -- en dat is ook mijn mening -- dat dit nadrukkelijker, in Dat zi groter eenheid en massaler had dienen te geschieden. Het mag dan mogel waar zijn dat plaatselijke binding aan werk- en woonplaats afzonderlijke wij in geluiden heeft doen doordringen, hetgeen mag worden betreurd, maar zullen een democratisch recht is het. Desalniettemin kon vastgesteld worden ging c dat Brabant, afgezien van politieke kleur en maatschappelijke groepe- zal -- ring, los van plaatselijke gebondenheid of werkgebondenheiduit een aanpa reëel verantwoordelijkheidsbesef voor het Brabant van de toekomst een- schied stemmig het geluid heeft laten horen dat de keuze van de vestigingsplaats kreeg: op zakelijke argumenten zou dienen te geschieden, waarbij de uitkomst duidel op grond van die motieven niet twijfelachtig kon zijn. Van zeer posi- Eindh< tieve waarde vind ik dan ook het fëit dat ik kennis heb mogen nemen gegev van de eensluidende standpunten in Brabant van politiek verantwoorde- lende, lijken, van leiders van vakorganisaties en andere organisaties, van be- maar stuurderen van gemeenten met inbegrip van de raden van die gemeenten, stuurd en ook van u, als voorzitter van en namens de Stichting Overleg-.en treder Informatiecentrum West-Brabant, waarin 34 Westbrabantse gemeenten over e zijn vertegenwoordigd. Op grond van al deze overwegingen en niet om stellei het risico te vermijden dat een bekend dagblad met betrekking tot Breda ook d( zou stellen:"Breda en een gemiste kans", zou ik via u, mijnheer de zich 2 voorzitter, en onder dankzegging aan de raad van Bergen op Zoom verste voor het genomen initiatief mijn mederaadsleden willen voorstellen facult de motie over te nemen. Ik ben het dan met u eens dat, nu het stand- versit punt van de minister van onderwijs, ja van de ministerraad bekend is, van wij ons alleen zullen moeten richten tot de Sta ten-Generaal. studie aanspi De heer VAN DER WERFF: Alea iacta est, hoor ik allerwegen derna: en wij zouden dit kunnen vertalen met: de dobbelsteen heeft gerold en voor c Veringa trok naar de Maas om de achtste medische faculteit in Maas- zegge tricht te vestigen. Zo is het echter niet. De minister van onderwijs van g stelt -- en de heer van Banning heeft daarop ook al gewezen na naar i ampele overweging de hoofdstad van Limburg uitsluitend als vestigings- van d plaats voor. Eigenlijk zou men de minister dan ook niet met Julius confo: Caesar, die deze befaamde woorden sprak bij het overtrekken van de midde Rubicon, moeten vergelijken, maar eerder met Fabius Cunctator, de Ook n strategisch-tactische treuzelaar. Wat is namelijk het geval? De minis- betuij ter heeft de spanning in den lande tot een kookpunt laten oplopen, moge waarbij de gegadigden steeds nieuwe brandstof aandroegen, de één wat belan meer, de ander wat minder. Daarbij kan men de minister allerminst Ik bei verwijten dat hij zich lichtvaardig van het probleem heeft afgemaakt, heid of, als u dat liever wilt, over één nacht ijs is getrokken. Eergisteren al lig diende hij bij de Staten-Generaal een bijzonder gedegen nota in, en Maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 495