49 16 JANUARI 1969. zijn te nemen los van de andere maatregelen. Wethouder GIELEN zegt vrijdag nog de gelegenheid te hebben ge had, voor zijn collega Vermeulen ziek werd met hem over deze zaak te praten. Het was hem toen evenwel nog niet bekend dat hij vandaag nog ziek zou zijn. De heer VAN DER WERFF informeert of hij toen al rood begon te worden. Wethouder GIELEN zegt dat het college gemeend heeft deze zaak in de afdeling voor openbare werken te moeten laten behandelen. Van wethouder Vermeulen heeft hij gehoord dat deze afdeling zich met het voorstel kon verenigen. Het voorstel is ter kennisneming aan de afdeling voor culturele zaken gezonden. De vragen die daar zijn gesteld komen in hoofdzaak overeen met de opmerkingen en vragen die vanavond in de raad gesteld zijn. Als collega Vermeulen hier zou zijn, zou hij over deze technische zaken verder hebben gespro ken, maar spreker zal proberen het voorstel zo goed mogelijk te ver dedigen. Toen de gemeente Breda in 1962 het gebouw voor 1.000.000,-- overnam, heeft men zich op het standpunt geplaatst dat die schouwburg van toen af aan als zodanig nog een jaar of tien zou moeten fungeren. Men dacht toen dus dat men in 1972 wel over een nieuwe schouwburg zou kunnen beschikken. Datzelfde heeft men gedacht toen men in 1963 twee restauraties in de schouwburg heeft gedaan, n. 1. de restauratie van de grote schouwburgzaal en later nog de restauratie van de hal in de schouwburg. Het standpunt was toen het allernoodzakelijkst te doen, omdat er toch over een jaar of tien een nieuwe schouwburg zou zijn. Jammerlijk is dat alles om verschillende redenen niet gerealiseerd kunnen worden. Het is nu zo dat er van wordt gesproken dat er over een jaar of tien een nieuwe schouwburg zal zijn. Dit maakt het absoluut noodzake lijk om deze schouwburg te verbeteren, ook al loopt het schouwburg bezoek terug (hoewel het college hoopt dat dit een tijdelijke aange legenheid is) en al gaan de concerten einde 1969/begin 1970 over naar het Turfschip. Men kan de schouwburg, zoals zij er is niet weg denken. Op verzoek van het college heeft een aantal daarbij betrokken ambte naren en de betreffende wethouder gestudeerd over de accommoda ties die er op cultureel gebied in Breda zijn en over de accommoda ties die in Breda in de toekomst nodig zullen zijn. Het college heeft dit accommodatierapport - en spreker heeft dit in de afdelingsverga dering ook gezegd - beschouwd en beschouwt dit nog als een werk stuk van het college bij de uitvoering van zijn cultureel beleid. Hij gelooft niet dat het rapport voor het thans voorliggend vraagstuk om de schouwburg voor de eerste tien jaar leefbaar te houden zo belang rijk is. Het staat rechtstreeks in verband met de accommodaties die in de toekomst op cultureel terrein, ook op het gebied van de schouw burg in welke vorm dan ook, nodig zullen zijn. Het is nu eenmaal zo dat er in deze schouwburg bepaalde maatrege len moeten worden genomen. De zaken zijn in het voorstel genoemd,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 49