517
16 OKTOBER 1969
Het is genoegzaam bekend, dat wij te allen tijde bereid zijn met
het afdelingsbestuur over de onderhavige kwestie te onderhandelen.
VRAAG.
De heer VAN WERKHOOVEN vraagt: hebben burgemeester en wet
houders kennis genomen van een stuk in het dagblad 'De Stem" van
vrijdag 8 augustus 1969, waarin in de rubriek "De stad rond" onder het
kopje 'Niet nog een gat in de binnenstad" een briefschrijver ernstige
kritiek uitoefent op het beleid in dezen van het bestuur van Breda?
Zijn burgemeester en wethouders niet met mij van mening dat de
algemene ongerustheid van onze stadgenoten over deze zaak tot meer
klaarheid en begrip te leiden was geweest als ons met meerdere per
sonen bemand voorlichtingsbureau een eenvoudige uitleg over deze
moeilijke en ingewikkelde kwestie als wederwoord aan ae krant had
gevraagd te plaatsen? Zijn burgemeester en wethouders niet van mening
dat dit alsnog zeer nuttig kan zijn?
ANTWOORD.
Het door U bedoelde ingezonden stuk in "De Stem" van 8 augustus j.l.
heeft betrekking op het slopen van de voormalige Kathedrale kerk, een
aangelegenheid die aan alle inwoners van de stad reeds lang bekend is.
Het college heeft op 2 september j. 1. aan het Bisdom Breda bericht dat
zij kennis heeft genomen van het voornemen van het Bisdom, deze kerk
te slopen.
De uitvoering hiervan is een aangelegenheid waarover het Bisdom beslist.
Het behoort niet tot de competentie van de gemeente hierover informatie
te verstrekken. Over de toekomstige bestemming van het vrijkomend ter
rein in het betreffende stadsdeel, bestaan in dit stadium nog geen vastom
lijnde plannen, zodat ook hierover door de voorlichtingsambtenaar geen
mededelingen konden worden gedaan.
VRAAG.
De heer DE GIJSEL vraagt: kunnen de bewoners van Breda-noord
een woningwetwoning, die zij thans bewonen en die in beheer is bij
een van de woningbouwverenigingen, in eigendom overnemen?
ANTWOORD.
Indien de eigenaar daartoe bereid is, kan in principe elke woningwet
woning aan de bewoner worden verkocht. Zowel de woning als de koper
moeten voldoen aan de ministeriële voorschriften; laatstgenoemde moet
bovendien eventueel nadere door de eigenaar te stellen voorwaarden
accepteren en partijen moeten akkoord gaan met de overdrachtsprijs
welke door de betrokken minister wordt vastgesteld.