52
16 JANUARI 1969.
gaat worden, want dat is het in feite toch.
Samen met anderen moet spreker wel bezwaar maken tegen de woor
den van de wethouder wanneer deze stelde niet te geloven dat het
accommodatierapport essentialie staat ten aanzien van het voorstel.
De wethouder beschouwt het als een werkstuk voor het college, maar
de raad heeft al bij herhaling gesteld graag mee te willen denken. Hij
heeft het gevoel dat het college bij de preadviezen rond de schouw
burg-situatie te traditioneel denkt en dat het college de neiging heeft
om de rapportage van de eigen teams onvoldoende in de beschouwingen
te betrekken.
In eerste instantie heeft spreker al gezegd dat de wethouder zich moet
realiseren dat vanaf 1964 elk seizoen de bezoekers met 2000 per jaar
teruglopen. Als de wethouder daarbij overweegt dat inmiddels de
stijging van het bevolkingsaantal niet onaanzienlijk is geweest, zij
het dan niet zo groot als in eerste aanleg door dezelfde sociografische
dienst geschat werd, maar het is een niet onaanzienlijke stijging,
waaruit is te concluderen dat de resultaten van het schouwburgbezoek
voor de overheid extra teleurstellend zijn. Deze teleurstelling wil
spreker graag met het college delen, evenals de verantwoordelijkheid
voor de uitgaven.
Als het college daarom zou zeggen dat dit de laatste knutselpartij is
voor een dozijn jaar, dan zou spreker zeggen vooruit, hoewel hij het
gevoel heeft dat er meer en andere maatregelen nodig zijn. Met een
dozijn jaar kan hij evenwel meegaan. Mocht het college dit niet kun
nen zeggen, dan wil spreker voorstellen dit stuk aan te houden totdat
het college nadere informatie over de Bredase culturele behoefte aan
de raad verstrekt heeft.
De heer VAN DUN is, in tegenstelling tot de heer van der Werff
die stilt,ar door de knieën dreig: te gaan, door de wethouder niet
overtuigd. Spreker is persé niet de man die de cultuur in Breda wil
dwarsbomen. Daar gaat het persé niet om. Hij stelt voor het voor
stel aan te houden tot na de publicatie van het accommodatierapport.
Tot de heer Spanjer wil hij zeggen het bijzonder charmant van hem
te vinden dat hij zijn opmerking uit de afdeling culturele zaken hier
etaleert. Om die etalage wat bij te maken wil hij precies zeggen
wat hij in die vergadering heeft gesteld.
Hij heeft alleen voorgesteld, dat het best mogelijk zou kunnen zijn
dat de conclusies uit het accommodatierapport ertoe zouden leiden
dat er met een paar ton meer dan nu uitgegeven wordt, een eigen
tijds theater geplaatst zou kunnen worden. Daarbij zou een stuk van
de activiteiten, te denken is daarbij ook aan musicals en operettes,
met kleine investeringen naar het Turfschip kunnen gaan. Daarbij
heeft hij ook gezegd dat de Stadsschouwburg dan niet nu, maar over
tien jaar afgebroken zou moeten worden en dat er dan eindelijk in
Breda voorzieningen komen die belangrijk zijn. Spreker stelt niet
dat het zo moet, maar het zou kunnen zijn dat dit een van de con
clusies uit het accommodatierapport was.
Het college heeft een rapport en beoordeelt het als een werkstuk bij
de uitoefening van het cultuurbeleid. Hij meent dat als de raad van
deze plaats af mee mocht denken, hij ook geïnformeerd moest zijn,