530 16 OKTOBER 1969 aangesloten huizen een gelijkmatiger warmte ontstaat» Dit alles neemt echter niet weg dat de grote commissies, die voor de helft bestaan uit raadsleden en voor de helft uit aangesloten bewoners, zelf het verlangen hebben kenbaar gemaakt een technisch bureau de technische kant van deze zaak te laten onderzoeken. Zolang wij niet weten tot welke conclusies dit technisch bureau komt, meen ik dat het niet verstandig is iets anders te doen dan tot nu toe is gedaan, namelijk voortzetten van de proef in de beide wijken. Van de eerste commissie, waarin de meeste -- meer dan 1000 -- aangeslotenen zijn vertegenwoordigd, hebben wij spontaan de reactie gekregen dat wij de meters als proef voor het volgende seizoen gerust weg mogen halen. Van de eigenaren van de 62 premiekoopwoningen hebben wij wel niet spontaan, maar later toch een principiSle bereidverklaring ont vangen dat ook daar de proef mag worden genomen. Ik meen dat het ver standig is niet vooruit te lopen op het rapport van het bureau Van Heugten, zolang wij de conclusies van dit bureau - - dat niet door burgemeester en wethouders, maar door de commissies zelf is aangewezen -- niet kennen. Evenmin kennen wij op dit moment, dit in antwoord op de vraag van de heer van der Zwan, de voorlopige conclusies. Wij weten alleen in welke richting de heer Van Heugten en de zijnen voorlopig denken. Dat heeft hij de vorige week duidelijk uiteengezet aan de eerste commissie en ik hoop dat hij dat morgen opnieuw zal doen aan de tweede commissie. In de ver gadering van de eerste commissie heeft hij -- zoals morgen in de tweede commissie ongetwijfeld ook zal gebeuren -- aanwijzingen gekregen, ge dachten voorgelegd gekregen en bezwaren aangehoord. Daarvoor was die vergadering ook belegd, want die had het karakter van een hearing en dat zal morgen ook weer het geval zijn. Hij heeft alles aangehoord en zal het onderzoeken, omdat hij al deze zaken ook in zijn rapport moet verwerken. Een feit is dat hetgeen hij vorige week in die commissie ge - hoord heeft aanleiding is geweest opnieuw bepaalde onderzoekingen in te stellen en het zal mij niet verbazen wanneer dat naar aanleiding van het geen hij morgen hoort ook weer het geval zal zijn. Hij heeft dus nog geen conclusies getrokken, ook nog geen voorlopige conclusies. Ik wil mij daar niet over uitspreken, want ik geloof niet dat dit juist zou zijn, ook niet tegenover de heer Van Heugten. Ik geloof dat wij de heer Van Heugten volledig de vrije hand moeten laten om objectief, zoals de commissies en de raad dat wensen, onbei'nvloed door wie ook zijn mening kenbaar te maken. Wij mogen niet trachten de heer Van Heugten in een bepaalde richting te laten gaan. Ook het energiebedrijf doet dat niet en mag dat ook niet doen. Zoals ik reeds heb gezegd mogen wij het rapport van de heer Van Heugten binnen vier weken tegemoet zien. Zolang hij dat rap port niet heeft uitgebracht meen ik dat wij geen enkele maatregel moeten nemen en dat het college er niet verstandig aan zou doen voorstellen ten aanzien van de centrale wijkverwarming in de raad aan de orde te stellen. Zodra het rapport is uitgebracht zullen wij opnieuw contact opnemen met de commissies en die volledig inlichten over de inhoud daarvan, waarna wij er samen over kunnen praten. Dan zullen wij moeten zien of en in hoeverre wij -- het college en de commissies -- gevolg moeten geven aan de aanbevelingen van de heer Van Heugten. In de tussentijd raad ik u aan niets te doen, maar daarna wel zo snel mogelijk te reageren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 530