531 16 OKTOBER 1969 De heer WOESTENBERG: Ik heb hier horen spreken over commissies die zijn ingesteld ingevolge de artikelen 61 t/m 63 van de gemeentewet en van raadsleden die in deze commissies zitting hebben. Ik heb al meer malen betoogd dat beide commissies uit dezelfde raadsleden zijn samen gesteld. Daar heb ik tegen geprotesteerd en ik blijf dat doen. Bovendien zijn de onafhankelijke raadsleden buiten deze commissies gehouden. Er is duidelijk door een zekere mijnheer Mol tegen geprotesteerd dat de onafhankelijken er niet bij mochten zijn. Het antwoord van wethou der Vermeulen daarop was: "Elk raadslid is onafhankelijk. Dat vind ik een pertinente onwaarheid. Wanneer ik bovendien hoor dat ik niet mag deelnemen aan het seniorenconvent, zeg ik nogmaals: hier wordt niet geoordeeld namens de burgerij van Breda, niet namens de mensen die nog in nood verkeren met die wijkverwarming en die nog klachten zul len blijven leveren, zoals ik gisteravond toevalligerwijze heel spontaan heb kunnen meemaken. Ik meen dat ik nu niet gehakkeld heb, zoals de heer Kroon dat noemt. De VOORZITTER: Wilt u nog even doorgaan, mijnheer Woestenberg? De heer WOESTENBERG: Nee, maar als het soms verward mocht zijn moet hij mij waarschuwen, dan zal ik een megafoon meebrengen en kan hij mij beter verstaan. De heer KROON: Ik ben niet doof.' De heer WOESTENBERG: Dat gebrabbel van u zullen wij maar niet verwarrend noemen.' De VOORZITTER: Nu is het mooi geweest, mijnheer Woestenberg. De heer VAN LOON: Ik wil het kort maken en zeggen dat ik het niet eens ben met het betoog van wethouder Gielen. Ik ben namelijk van mening dat het meten van warmte weinig of niets te maken heeft met de technische uitvoering van de wijkverwarming. Derhalve ben ik van mening dat wij ten aanzien van de bemetering van de wijkverwar ming niet behoeven te wachten op het rapport van de heer Van Heugten. Nu, zoals de wethouder heeft gezegd, het rapport binnen vier weken is te verwachten, blijven wij ook vier weken wachten, maar ik hoop wel dat er dan ook heel snel zal worden beslist. De heer VAN DER ZWAN: Ik heb in eerste instantie gesproken van voorlopige conclusies, waarop de wethouder mij heeft gecorrigeerd met de mededeling dat de heer Van Heugten slechts heeft kenbaar gemaakt wat zijn voorlopige gedachten zijn. Ik zie daar niet veel verschil in. Ik ben het echter volledig eens met de hoofdzaak van het betoog van de wet houder, dat het niet zinvol is nu reeds een beslissing te nemen over de bemetering van de gehele wijkverwarming. Ik meen dat wij ons in deze moeten laten leiden door de conclusies in het eindrapport van het bureau Van Heugten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 531