54 16 JANUARI 1969. het Turfschip, die spelen een grote rol bij de investering van het voor gesteld bedrag. Uiteindelijk wil spreker - en dit heeft hij ook reeds in eerste instantie gezegd - met de punten A en B, de brandpreventieve voorzieningen en het achterstallig onderhoud meegaan. Wanneer, zoals uit het betoog van de wethouder gebleken is, dit niet mogelijk is en het gehele pakket niet van elkaar kan worden geschei den, dan stelt hij voor, dat het voorstel door het college wordt terug genomen en dat het met. een afgerond geheel terugkomt. Er zal dan toch een beter inzicht moeten worden gegeven over de achtergronden, die het beleid van het college ten aanzien van de culturele accommo daties bepalen, anders kan hij echt niet met het voorstel meegaan. De heer VON SCHMID zegt de strekking van de betogen van de wethouder en de heren Spanjer en van Caulil te volgen. Als de reali teit wordt bekeken, blijkt dat Breda nog tien jaar met deze schouw burg zal moeten doen. Dan vindt hij het dus volkomen verantwoord dat daar de noodzakelijke voorzieningen worden getroffen en boven dien dat de schouwburg zo aantrekkelijk mogelijk zal zijn, juist in verband met het waarschijnlijk teruglopen van het bezoekersaantal. Na de verdediging van de wethouder moet spreker zeggen dat deze hem wel heeft overtuigd. Er staat ook nog in het voorstel: "Bij de be oordeling van de plannen hebben wij naast de feitelijkheid dat de Stadsschouwburg nog een tiental jaren als zodanig moet fungeren, in de beschouwing betrokken dat jaarlijks meer dan honderdduizend per sonen het gebouw bezoeken". Mensen uit Breda en daarbuiten hebben recht op veiligheid en op een zo prettig mogelijke besteding van het gebouw. Verder staat er in het voorstel: "en dat het te verwachten is dat dit bezoek nog zal toenemen door een meer intensieve publieks- benadering in stad en stadsgewest en uitbreiding van mogelijkheden voor de jeugd en jongeren". Spreker moet dus wel stellen geheel met het voorstel mee te gaan. Wethouder GIELEN zegt dat wat in de schouwburg gedaan zal wor den, terdege zal gebeuren, al zou men het in zekere zin knutselwerk kunnen noemen. Er moeten een heleboel dingen worden gerepareerd die in het verleden niet gedaan zijn. Men zou het knutselwerk kunnen noemen, maar spreker meent dat men daarmede de te treffen voor zieningen denigreert. Het is juist de bedoeling de schouwburg weer voor 10 jaar bruikbaar te maken. Uit het geldelijk onrendabel inves teringsplan heeft men kunnen merken dat het college nog op 10 jaar rekent, vóór er een nieuwe schouwburg komt. In het voorstel staat dat er nog altijd 100. 000 mensen de schouwburg bezoeken. Men moet hier wel reëel zijn en er ongeveer 10. 000 aftrekken als straks de con certen in het Turfschip zullen worden gegeven. Hier kan men tegen overstellen dat het juist een van de belangrijkste taken van de cultuur- dienst zal zijn de belangstelling van ouderen èn jongeren te wekken. Moet men dan die groep van mensen die nog drempelvrees heeft voor de schouwburg, in een schouwburg brengen die totaal gedelabreerd is, of doet men niet veel verstandiger om die mensen te laten komen in een schouwburg die er redelijk uitziet. Het gaat er niet alleen om wat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 54