m 547 16 OKTOBER 1969 of iets een monument is. Wanneer er niets meer in zit is het heel moei lijk voor mij om dat te zien. Het gaat mij echt niet om het bedrag, want ik sta ervan te kijken dat men het voor dit bedrag kan doen. Het gaat mij erom dat het onzinnig is tot deze restauratie over te gaan zo lang wij geen zekerheid hebben over het besluit van de Kroon ten aan zien van het profiel van de Heilaarstraat. Wanneer u dit erin verdis conteert en wij nemen het voorstel aan onder het voorbehoud dat wij met het ten uitvoer leggen van de restauratie wachten totdat wij zeker heid hebben, zal ik zo sportief zijn daarin mee te gaan. Die zekerheid wil ik echter graag hebben, anders kan ik niet met dit voorstel instem men. De heer VAN DUIJL: Ik wil in ernst een enkele opmerking hierover maken. Wij hebben zojuist hartelijk gelachen om de woorden van de heer van Caulil en dat was ook wel terecht. Eén punt staat hier naar mijn mening echter centraal. Wij gaan overheidsgeld, dus geld van de gemeenschap besteden voor het herstellen van monumenten. Voor ons ligt althans een voorstel om dit geld te gaan besteden. Na tuurlijk moeten wij zuinig zijn op de monumenten die wij nog bezitten. Aan de andere kant moet mij van het hart dat ik het toch wel een heel ernstige zaak vind dat wij eerst onze monumenten zover laten verval len, dat het heel veel geld kost om ze weer te herstellen. Dat komt hier mijns inziens duidelijk naar voren. Daarom wil ik er ernstig de nadruk op leggen dat wij ervoor moeten waken onze monumenten zo danig te laten vervallen dat er tienduizenden guldens voor nodig zijn om ze weer in ere te herstellen. Wij moeten onze monumenten zodanig bewaren dat zij constant hun waarde behouden en ze niet eerst laten vervallen om later in te grijpen. De heer VAN LOON: Twee dingen zijn mij duidelijk geworden. In de eerste plaats dat Monumentenzorg -- C. R. M. --pas in de gaten kreeg dat het om een monument ging toen de eigenaar vroeg het te mogen slopen. Het tweede punt is dat wel duidelijk gebleken is dat de eigenaar helemaal geen prijs stelt op behoud van deze schuur. Daarom wil ik u ook minstens vragen het voorstel aan te houden, maar nog liever zou ik de raad willen voorstellen het maar helemaal te verwerpen. De VOORZITTER: Dat kan niet beide tegelijk! De heer VAN DER ZWAN: De Princenhagenaars in ons gezelschap hebben de situatie ter plaatse bekeken. Er zijn twee bezwaren. Ten eerste is het monument een bouwval en daarnaast is er de verkeerssituatie. Om ook de andere raadsleden in de gelegenheid te stellen ter plaatse te gaan kijken, wil ik u dan ook voorstellen het voorstel aan te houden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 547