548 16 OKTOBER 1969 De heer KROON: Het gaat helemaal niet om het verlenen van deze subsidie. Het is inderdaad juist wat wethouder Gielen heeft gezegd, dat wij in het verleden vrijwel altijd bij dergelijke voorstellen het rijk hebben gevolgd. Ik ben er dan ook helemaal niet voor een bouwwerk dat een monument kan zijn zonder meer te amoveren. Ik kan in het algemeen het beleid van Monumentenzorg wel volgen, hoewel ik er hier en daar toch wel vraagtekens bij zet. Ook in het verleden zijn wij wel eens voor moeilijke problemen gesteld. Wanneer ik denk aan andere ge vallen waarin wij subsidie hebben verleend en mede bedenk dat op de achtergrond de mogelijkheid speelt dat bij een veranderde toestand van de Heilaarstraat straks misschien deze met steun van Monumentenzorg prachtig herbouwde schuur naar de overkant moet worden verrold omdat die schuur behouden moet worden, dan vraag ik mij af wat dat allemaal gaat kosten. Moeten wij dan coflte que codte altijd dat beleid volgen? Ik zou mij op dit ogenblik dan ook willen aansluiten bij degenen die het college hebben verzocht dit voorstel aan te houden. En dan aanhouden niet voor een maand, maar tot er meer duidelijkheid is over de toekom stige situatie aan de Heilaarstraat en omgeving. Dit lijkt mij de meest juiste weg. De heer MELZER: Ik wil hier graag nader uiteen zetten waarom ik juist tegen dit stuk bezwaren heb. Ook ik wil pleiten voor aanhouden van het voorstel. Ik stuit hier namelijk op een bepaalde politiek die ik niet kan bewonderen. Daar maak ik het college geen verwijten voor, maar het is een feit dat Monumentenzorg op een gegeven moment bepaalde dingen doordrukt of probeert door te drukken waarvan iedereen zich afvraagt of het nu inderdaad een monument is of niet. Het is zoals de heer van Duijl zojuist zei: als het een monument is, waarom wordt het dan niet behoorlijk onderhouden? Er staan in Princenhage nog twee land- bouwschuren. Die staan Waterstaat echter in de weg en ze verdwijnen. Daar kraait geen haan naar. Daar wordt verder met geen woord over ge sproken en dat vind ik bijzonder kwalijk. Ik heb begrip voor de argumen ten die zojuist door de heer van Loon naar voren zijn gebracht. Namens mijn fractie wil ik het college dan ook verzoeken dit stuk aan te houden. De heer VON SCHMID: Ook ik wil hier even iets over zeggen. Ik heb uit het stuk en uit het antwoord van de wethouder opgemaakt dat deze schuur, hoewel die daar op dit moment niet naar uitziet, na restauratie een cultuurmonument is, namelijk een voorbeeld van een boerderij zoals in de wijde omtrek niet meer te vinden is. Die schuur heeft dus blijkbaar toch een bepaalde waarde. Men kan dan wel zeg gen dat dan de politiek van Monumentenzorg een beetje vreemd is, maar men zou ook kunnen stellen dat wij blij moeten zijn dat Monu mentenzorg ondanks dat vreemde beleid deze zaak toch op de monu mentenlijst heeft gezet, opdat dit tenminste niet verdwijnt. Er is nog een punt dat ik belangrijk vind. Dit pand is op de definitieve monumentenlijst geplaatst en nu vraag ik mij af wat er ge beurt wanneer deze subsidie niet wordt verleend. Wat kan er dan nog worden gedaan? Niets en dus vervalt het monument steeds verder en ontstaat de toestand die de heer van Duijl zojuist heeft geschetst, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 548