549
16 OKTOBER 1969
het herstel dan weer duurder wordt, ook in verband met de kosten
stijgingen. Dit zou men een argument kunnen noemen om het juist niet
uit te stellen.
Tenslotte de belemmering voor het verkeer. Dat is natuurlijk
heel belangrijk en ik geloof dat wij daar ook in Breda alle aandacht
aan moeten besteden. Dat wordt trouwens ook gedaan. Ik vraag mij
echter af of dit ten koste moet gaan van een monument dat toch heel
belangrijk is. Ik kan mij namelijk voorstellen dat, als er gevaren zijn,
voor die gevaren een andere oplossing wordt gezocht, bijvoorbeeld in
een of andere vorm van waarschuwing voor het verkeer. Ik zie name
lijk niet direct het verband tussen de verkeersveiligheid en de aanwe
zigheid van dit monument. Ik zou daarom willen aandringen op aan
nemen van het voorstel zoals het hier voor ons ligt.
De heer WOESTENBERG: Men heeft er nu wel snel een lachertje
van gemaakt, maar heeft men ook gedacht aan de menselijke kant
van deze zaak? De eigenaar zit met dit geval dat definitief op de
monumentenlijst is geplaatst. Wat doet het er toe of het in verregaande
staat van verval verkeert? Men ziet in eigen land en in andere landen
ook wel cultuurmonumenten waarvan alleen nog de fundamenten be
stonden en die volgens tekeningen weer helemaal opnieuw zijn opge
trokken. Ik zie dan ook niet in waarom de vervallen toestand van deze
schuur een argument zou moeten zijn om die niet te restaureren.
Ik denk vooral aan de menselijke kant van deze zaak. De eige
naar is mede verplicht dit monument te onderhouden en hij mag het
niet afbreken. Daarmee wordt hij mijns inziens toch wel in een zeer
moeilijke situatie geplaatst. Ik geloof dat men daarom in dit geval
wel degelijk royaal mag denken, temeer daar men hier toch altijd
royaal is met subsidies. Wanneer het nu helemaal waardeloos zou zijn
zou ik zeggen: breek het tot de grond toe af en bouw voor het geld
een nieuw huisje.
De heer VAN DER WERFF: Neemt u mij niet kwalijk dat het
allemaal zo lang duurt, maar ik geloof dat dit een gevolg is van het
feit dat dit niet zozeer een zaak is voor de afdeling voor culturele
zaken. Vandaar ook dat de leden van deze afdeling niet hebben ge
reageerd op de brief van de wethouder. Pas in het fractieberaad is bij
ons hierover langer gesproken, dus nadat die vergadering zou hebben
plaatsgevonden. Pas toen kwamen wij tot de slotsom dat hier toch wel
problemen lagen.
Ten eerste is er het algemeen belang van het coulissenlandschap
in zijn totaliteit. Het gaat namelijk niet alleen om die schuur, maar
om het totaal waar men landschappelijk tegenaan kijkt. Dat is een
groot belang en mede daarom is deze schuur tezamen met een aantal
andere objecten in 1965 op de definitieve monumentenlijst geplaatst.
Dat hebben wij niet gedaan, dat is gewoon in Den Haag gebeurd.
Aan de andere kant hebben wij als gemeenteraad op een ge
geven moment duidelijk vergunning gegeven het veilinggebouw te
plaatsen waar het nu staat. Het veilinggebouw heeft een veel grotere
frequentie van het verkeer ter plaatse tot gevolg en wij hebben al