551
16 OKTOBER 1969
gedeputeerden klaar en de stukken liggen op het ogenblik bij de Kroon.
De Kroon zou met enkele maanden een beslissing kunnen nemen, maar
ik geloof dat niet is te verwachten dat dit op bijzonder korte termijn
zal gebeuren.
Het vraagstuk waarover de heer Goos sprak en waarover wij ook
al hebben gesproken bij de behandeling van het bestemmingsplan Prin-
cenhage-noord, is de verbreding van de weg. Op het punt bij het Stoom
bootje maakt de weg een buiging langs een houten huis --ik weet het
nummer niet precies -- in de richting van de veiling. Dat is de situatie
die, wat het bestemmingsplan betreft, vandaag aan de orde is. Ik kan
niet zeggen -- hoewel men natuurlijk kan pogen dit tijdstip te bevorde
ren -- wanneer het bestemmingsplan klaar zal zijn en kan worden uit
gevoerd. Dat is geen kwestie van enkele weken; mogelijk een kwestie
van enkele maanden. Zo staan de zaken ervoor.
Ik begrijp dat de heer Gielen geen bezwaar heeft tegen uitstel,
maar de termijnen waarmee hij dan moet werken zijn natuurlijk wel
bezwaarlijk.
Wethouder GIELEN: De termijnen zijn onbekend. Ik heb geen
enkel bezwaar tegen uitstel, alleen zou ik wel graag een uitspraak
hebben van de raad hoe men over de restauratie als zodanig denkt.
In de aanvang is gesteld dat het een oud kavalje is -- het woord is mis
schien niet gebruikt, maar het kwam er wel op neer --en wat moet je
er nog mee. Ik meen later toch begrip bij de raad te hebben gehoord
dat dit complex voldoende waardevol is om het zo mogelijk voor de
geschiedenis te bewaren en niet verloren te laten gaan, mits het geen
obstakel vormt voor een goede doorstroming van het verkeer. Als de raad
hiermee kan instemmen ben ik helemaal tevreden. Ik geloof dat het college
dan ook tevreden kan zijn, want de restauratie is dan tenminste een feit
als er uit verkeerstechnisch oogpunt geen bezwaren zijn. Dit zal echter
pas kunnen blijken wanneer het Koninklijk Besluit er is.
De VOORZITTER: Dames en heren. Er zijn twee voorstellen aan
de orde. Er is een duidelijke tendens in de raad tot uitstel, ik meen dat
ik dat niet behoef te vragen. Enkelen uwer zijn mijns inziens geneigd
het voorstel uit te stellen. In de tweede plaats is er het voorstel van
burgemeester en wethouders. Ik vind dat het voorstel tot uitstel voorgaat
en wil u dan ook vragen of u over dit uitstel wenst te stemmen.
De vergadering wordt geschorst voor de tijd van een kwartier.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik deel u mede
dat het college van burgemeester en wethouders heeft besloten het voor
stel onder agendapunt 29 aan te houden. Wij zullen zodra dit mogelijk
is met een nader voorstel bij u terugkomen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten het voorstel
van burgemeester en wethouders aan te houden.
30.