553
16 OKTOBER 1969
De heer WOESTENBERG: Ik heb niet duidelijk verstaan wat de
wethouder heeft gezegd over de tewerkstelling van mensen. Het betreft
voornamelijk hoofdarbeiders en het aantal is betrekkelijk klein. Als ik de
bedragen bij elkaar tel zie ik het totaal al de twee ton naderen, nog los
van de bedragen die vroeger al zijn geïnvesteerd. Ik vraag mij af of het
alleen maar geld gaat kosten. Het zal toch ook eens geld moeten op.-
brengen, want ik zie dat er ook wordt gewerkt ten behoeve van derden.
Ik ben dan ook tegen dit voorstel, omdat ik mij er niet mee kan vereni
gen dat er alsmaar kredieten beschikbaar worden gesteld voor een zo
kleine groep mensen en ook omdat ik niet ben uitgenodigd voor de be
spreking van de commissie. Ik geloof dat men toch wel weet waar ik
woon. Dit geldt ook voor de andere stukken die in die bespreking zijn
behandeld. Aan dit voorstel gingen twee andere vooraf die niet belangrijk
genoeg werden geacht om te behandelen en daarom in deze commissie
zijn behandeld, waarvoor ik de uitnodiging pas achteraf ontving, zij het
dan ook met een excuus.
Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Ik ben van mening dat iedere
minoriteit belangrijk is en zeker een minoriteit die werkloos en invalide is.
Wethouder DE RAAFF: De heer van der Zwan heeft gevraagd of die
12% b. t. w. niet 8,4% moet zijn. Dit geldt voor ondernemers en nu doet
zich het merkwaardige feit voor dat de gemeente volgens de wet op som
mige gebieden wel ondernemer is en op andere gebieden niet.Het is
zelfs nog ingewikkelder. In hetzelfde onderdeel van het gemeentelijk
apparaat is de gemeente voor het ene deel wel en voor een ander deel
geen ondernemer. Na afloop van het jaar wordt met de belastinginspectie
nagegaan in hoeverre dit onderdeel van het gemeentelijk apparaat bedrijf
is. Dat kan voor 50% zijn of voor 60% of 70% en dit percentage bepaalt
of de b.t.w. tussen 8,4% en 12% schommelt. Het kan dus ook 8,5% of
11,9% zijn.
Met de heer Woestenberg blijf ik van mening verschillen. Het is
geen kleine groep waarvoor grote bedragen worden besteed. De Grazendonk
is bedoeld als een echt bedrijf, dat als ieder ander bedrijf kapitaal moet
hebben voor investeringen. Het is dus geen kleinigheid en het is ook niet
voor weinig mensen. Het aantal mensen dat werkgelegenheid zal kunnen
vinden in De Grazendonk zal zelfs steeds groter worden en het is onze
taak die werkgelegenheid te scheppen.
De heer WOESTENBERG: Mijnheer de voorzitter.
De VOORZITTER: De beraadslagingen zijn gesloten, mijnheer
Woestenberg. Verlangt u stemming?
De heer WOESTENBERG: Ik wil geacht worden tegen te hebben
gestemd. Ik vraag mij af hoeveel mensen er werken, dat zijn er echt niet
zoveel. Ik ben niet tegen het scheppen van werkgelegenheid, maar dan in
andere zin.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening
dat de heer Woestenberg geacht wil worden tegen te hebben gestemd.