560
16 OKTOBER 1969
De heer VAN DER ZWAN: Ik wil over dit punt graag een paar
opmerkingen maken. Voorop zij gesteld dat de aanschrijving tot woning
verbetering hoogstwaarschijnlijk terecht is uitgegaan. Met uw opvatting
dat de eigenaar de kosten moet betalen ben ik het dan ook -- althans in
formele zin -- eens. Ik heb de fotocopie van het contract en de brief
die ter inzage liggen nagelezen en ben daaruit tot de conclusie gekomen
dat de bedoelingen die bij het sluiten van het contract op 1 februari 1968
leefden niet worden nagekomen.
Wat is namelijk het geval? Volgens de bepalingen van het contract
heeft de huurder het recht na overlijden van de langstlevende van het
echtpaar Elsevier deze woning te kopen voor 35. 000, De heer
Elsevier is 94 jaar en mevrouw Elsevier is 88 jaar. Vlak voor het opmaken
van het contract en ook als uitgangspunt daarvoor is een officieel taxatie
rapport gemaakt door de heer van Boxtel. Deze heeft de waarde van het
huis geschat op 51. 000, --, mits er een aantal voorzieningen wordt ge
troffen. Het echtpaar Elsevier is financieel niet in staat tot het treffen
van deze voorzieningen en daarom heeft men de verkoopprijs verlaagd
tot 35. 000, --. Nog geen jaar na het sluiten van dit contract reclameert
de huurder --ik heb gehoord dat het de huurder is en vergeef mij als dit
niet zo is, want dan gaat mijn betoog niet op -- dat er bepaalde gebreken
aan deze woning kleven. Hij heeft openbare werken gevraagd eens te ko
men kijken. De eerste brief van openbare werken die daarop betrekking
heeft -- die wordt wel aangehaald, maar ligt niet ter inzage --is van
7 februari 1969, dus tien maanden na het sluiten van het contract. Open
bare werken heeft de toestand in ogenschouw genomen en is inderdaad
tot de conclusie gekomen dat er nogal wat moet gebeuren aan ramen
en kozijnen. Verder moet het dak worden gerepareerd, afvoerpijpen
deugen niet, evenmin als de schutting, enz. Er moet voor een paar
duizend gulden aan worden vertimmerd.
In het voorstel wordt verwezen naar artikel 8, waarin staat dat
alleen de dagelijkse en kleine reparaties ten laste komen van de huurder.
Dit is een standaardclausule die in alle huurcontracten voorkomt. In ar
tikel 5 staat echter dat de huurder verklaart het gehuurde te kennen en
daarom geen behoefte te hebben aan een nadere omschrijving en het ge
huurde te aanvaarden in goede staat. Nauwelijks tien maanden na het
tekenen van het contract dient deze zelfde huurder een reclame in bij
openbare werken over de toestand van de woning. Ik weet wel dat dit
een zaak is die eigenlijk buiten de gemeente om gaat omdat openbare
werken uitsluitend te maken heeft met de eigenaar van de woning. Wat
voor andere contracten daar ook aan ten grondslag liggen, daaraan kan
openbare werken zonder meer voorbijgaan. Ik vraag mij echter toch af
of het niet mogelijk is dat openbare werken, gezien dit contract, inter
venieert tussen huurder en eigenaar en ook de huurder een deel van de
kosten laat betalen. Mocht dit niet het geval zijn, dan zou ik er toch
voor willen pleiten alleen het hoognodige aan deze woning te laten re
pareren. Het is namelijk zeer goed mogelijk dat de huurder binnen zeer
korte tijd eigenaar van deze woning zal zijn en dan in feite twee maal
de reparatiekosten vergoed krijgt. De eerste maal namelijk omdat de
woning tegen gereduceerde prijs moet worden afgestaan, hetgeen moet
gebeuren op straffe van een boetebeding van 35.000, --, en de tweede
maal omdat de eigenaar de reparatiekosten moet betalen.