569
16 OKTOBER 1969
Ik heb verklaard dat er een communicatiestoornis is ontstaan
doordat er overleg moest worden gepleegd tussen de diverse diensten
over de vraag waar het complex moet komen.
Wethouder VERMEULEN: Ik heb in eerste instantie reeds gezegd
dat er niet ontkend wordt dat er communicatiestoornissen zijn geweest.
Misschien heeft men dit al te zeer op zichzelf betrokken, maar ik heb
in eerste instantie ook gezegd dat het mogelijk is dat er gedachten
gespuid zijn door mensen van wie men verwachtte dat zij zouden
weten hoe het zou moeten worden en dat dit tot die communicatie
stoornissen heeft bijgedragen» Dit kan men betreuren en ik betreur
dit met ieder ander. Ik meen dat wij in de toekomst ook moeten
trachten dit soort communicatiestoornissen te voorkomen. Om die te
voorkomen houd ik zo hardnekkig vast aan hetgeen ik in eerste in
stantie heb gezegd met betrekking tot de concrete toestand. Wanneer
ik hier vanavond in de raad dingen ga lanceren of toezeggen waar
over ik geen volledige zekerheid heb, slaat men mij daarmee over
een paar weken om de oren wanneer het werkelijkheid is geworden.
Ik geloof dat dit een onverantwoorde wijze van beantwoorden door
het college zou zijn. In het stuk zelf staat: "In hoeverre deze ver
kleining van het complex gevolgen zal hebben voor het aantal tuin
ders dat van het complex gebruik zal maken, is thans om de hiervoor
aangegeven reden nog niet bekend.Laat men geduld hebben en tevre
den zijn met de toezegging van het college dat wij inderdaad op korte
termijn met de betrokkenen en met de technische mensen bij elkaar
gaan zitten. Ik beloof de raad dat wij onze uiterste best zullen doen
--en die verwachting blijkt ook wel uit het stuk -- met een beschei
den verkleining van het complex te volstaan. Als ik daarin bovendien
betrek de mededeling van de heer Woestenberg dat er ongetwijfeld
een aantal volkstuinders is die afstand van hun grond willen doen,
zou de hele ellende wel eens belangrijk minder groot kunnen zijn
dan ons nu voor ogen staat. Nogmaals, daarmee wil ik niet zeggen
dat er geen communicatiestoornissen zijn geweest. Ik geloof echt
dat ik namens het college niet meer kan zeggen dan ik nu heb gedaan.
De VOORZITTER. De beraadslagingen over dit punt zijn ge
sloten. Ik stel u voor dit preadvies te aanvaarden in afwachting van de
zaken die zich op korte termijn zullen voltrekken.
Aldus wordt besloten.
38. AANBIEDING VAN HET DOOR DE GENEESHEER-DIRECTEUR
DER GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST
UITGEBRACHTE RAPPORT INZAKE HET ONDERZOEK NAAR HET
VOORKOMEN VAN TANDCARIëS BIJ 12-JARIGE SCHOOLKINDEREN
IN BREDA OVER HET JAAR 1964.
De heer KRAMER: Met het aangeboden rapport omtrent de toe
stand van de gebitten van onze twaalfjarigen is een belangrijke zaak
gedeeltelijk openbaar geworden. Aangezien gedegen studie alleen