16 OKTOBER 1969
570
mogelijk is met de rapporten over 1965 en 1966, verzoek ik het college
te bevorderen dat de raad op korte termijn ook deze rapporten ter be
studering krijgt toegezonden, uiteraard met een begeleidend voorstel
uwerzijds. Mag ik hieraan mijnerzijds een goede hint toevoegen?
Gaarne zou ik zien dat de drie rapporten met de bijbehorende "toe
voegsels" in een aparte afdelingsvergadering worden behandeld en
dat daarna de openbare behandeling zodanig wordt geagendeerd dat
er voldoende ruimte is om het kindergebit in zijn totaliteit de nodige
aandacht te kunnen geven.
De heer VAN DER ZWAN: Een korte opmerking.Ik heb het rapport
ingekeken, maar het is uitermate technisch en voor een leek volslagen
onleesbaar, afgezien van enkele conclusies. Ik zou ervoor willen pleiten
om, als de rapporten over de volgende jaren ook klaar zijn, in kort be
stek een samenvatting te maken van de conclusies waartoe de artsen
zijn gekomen en die ook voor een leek begrijpelijk is.
De heer VAN DER WERFF: Ik krijg de indruk dat het rapport
bijzonder degelijk moet zijn, want het heeft naar ik meen lang ge
legen. Men moet natuurlijk wel oppassen met de verwerking van
dergelijke erg oude gegevens. In de fractievergadering heeft onze
voorzitter al gezegd dat wij moeten oppassen, omdat anders tegen de
tijd dat de rapporten op tafel liggen bij de gemeenteraad de betrok
kenen al een kunstgebid hebben en dan hoeft het niet meer. Ik kan
mij echter voorstellen dat wij moeten wachten tot wij een overzicht
hebben over drie jaren en ga daar dan ook mee akkoord, maar ik zou
met nog meer klem dan door de vorige sprekers is gedaan willen vragen
dat deze rapporten worden voorzien van een standpunt van het college
ten aanzien van hetgeen ons te doen staat. Wij hebben indertijd bij
dit onderzoek wel gesproken van verzorging - -zo stond het op de be
groting en ik heb daar toen bezwaar tegen gemaakt -- maar er wordt
niets verzorgd, er wordt alleen gerapporteerd en het is u bekend dat
wij nogal wat bezwaren hebben tegen rapporten die niets meer zijn
dan dat en waaraan geen beleid wordt verbonden. Ik meen bovendien
dat dit gerelateerd is aan de gehele problematiek van de fluoridering,
die voor zover ik weet nog steeds niet definitief is opgelost.
Wethouder DE RAAFF: Ik meen alle sprekers ineens te kunnen
beantwoorden. Allen zijn van mening dat ook de rapporten over
1965 en 1966 eerst moeten uitkomen. Ik heb goede hoop dat die niet
te lang meer op zich zullen laten wachten. Het is ook duidelijk dat een
zinvolle beraadslaging en beslissing veronderstelt dat er een uitvoerig
preadvies wordt bijgevoegd. Het college kan dan ook toezeggen dat dit
zal gebeuren.
De VOORZITTER: Dames en heren. Ik stel u voor dit rapport
voorlopig voor kennisgeving aan te nemen.
Aldus wordt besloten.