13 NOVEMBER 1969. 596 zeggen dat ik dankbaar ben voor het feit dat men het op deze wijze wil doen. De heer GOOS: Ik ben blij dat er vaart wordt gezet achter het bestemmingsplan voor Princenhage, maar ik wil toch wel enkele vra gen stellen naar aanleiding van het bezwaarschrift dat is ingediend door de melkfabriek St. Martinus. Ik heb er geen enkele behoefte aan op juridische gronden voor of tegen het voorstel van burgemeester en wet houders te zijn, maar ik wil wel voor enkele punten in het bijzonder de aandacht vragen. Allereerst wil ik vragen of burgemeester en wethouders mij de verzekering kunnen geven dat het voor St. Martinus mogelijk blijft tegen een redelijke prijs en redelijke condities uitbreidingsmogelijk heden voor het bedrijf te behouden. Dit bedrijf is zowel voor de bevol king van de Baronie als voor de burgers van Breda en voor de veehou ders in het bijzonder van vitaal belang. Voorts zou ik willen vragen of burgemeester en wethouders mij kunnen zeggen of er, sinds de vorige raadsvergadering waarin de onder havige bestemmingsplannen aan de orde waren, reeds onderhandelin gen met St. Martinus hebben plaatsgevonden. Indien dat het geval is zou ik willen vragen of deze onderhandelingen uitzicht bieden op over eenstemming. Als deze vraag ontkennend wordt beantwoord wil ik nog maals verklaren dat het mij bekend is dat St. Martinus heus wel open staat voor redelijk overleg en ik zou er om die reden nogmaals op wil len aandringen tot een spoedig overleg te komen, opdat St. Martinus niet in de plannen tot uitbreiding, die er op dit moment in verband met groei van het bedrijf zijn, ernstig wordt belemmerd, zolang niet vaststaat in welke richting uitbreidingsmogelijkheden worden geboden. De heer BA RU: U stelt ons voor het bezwaarschrift van St. Mar tinus ongegrond te verklaren en daarmee erkennen wij eigenlijk dat St. Martinus in deze zaak belanghebbende is, want wanneer wij zou den vinden dat St. Martinus geen belanghebbende is zou er naar aan leiding van dit bezwaarschrift een niet-ontvankelijkheid uit de bus moe ten komen. Mijn vraag is nu hoe het straks gaat met de onteigenings procedure, wanneer St. Martinus zich als derde belanghebbende zal melden en intervenieert. Zou St. Martinus dan een beroep kunnen doen op de beslissing die wij vandaag nemen en die impliciet inhoudt dat St. Martinus belanghebbende is? Wethouder VERMEULEN: Allereerst wil ik antwoorden naar aan leiding van de opmerkingen van de heer van Caulil. Ik kan daar zeer kort over zijn. De heer van Caulil heeft gezegd bijzonder verheugd te zijn over de bijzonder snelle wijze waarop het onteigeningsplan, maar ook het bestemmingsplan, wat overigens nog niet is goedgekeurd tot stand is gekomen. Wat dat betreft ben ik het met hem eens. Ik heb maar één beperking, hij heeft het ongetwijfeld niet zo bedoeld, maar hij heeft gezegd dat er nu eindelijk eens wordt gewerkt en ik zou naar aanlei ding daarvan willen opmerken dat er niet eindelijk eens wordt gewerkt, maar dat er constant wordt gewerkt. Ik wil dat toch wel even duidelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 596