597 13 NOVEMBER 1969. zeggen. De heer Goos begint eigenlijk met een herhaling van de discus sie die wij in een vroeger stadium ter zake van dit bestemmingsplan hebben gevoerd en waarbij ik aan het adres van de heer Goos heb gezegd dat ik niet voornemens was in de raad te gaan onderhandelen over de verwerving van grond. In het kort komt het daar toch weer min of meer op neer als de heer Goos zegt dat hij van burgemeester en wethouders de zekerheid wil hebben dat St. Martinus, zo hij tot uitbreiding zou besluiten, de daarvoor noodzakelijke grond tegen redelijke prijs en op redelijke condities zou kunnen verwerven. Dat is een toezegging die de heer Goos van mij niet mag vragen, ik ben het met de heer Goos eens dat St. Martinus zich waarschijnlijk wel redelijk zal opstellen, maar de heer Goos moet van ons aannemen dat wij ons niet minder redelijk zullen opstellen. Uiteindelijk zijn hieraan ook voor de gemeen te zakelijke belangen verbonden en in de plannen die wij hebben ge maakt hebben wij wel plannen en mogelijkheden voor die uitbreiding gezocht. Of die mogelijkheden allemaal gewenst worden geacht door St. Martinus is vraag twee, maar de feitelijke toestand is dat St. Mar tinus daar praktisch niets in eigendom heeft. St. Martinus heeft alleen aan de overzijde van de weg een vrij klein stukje grond liggen. Nu wij een plan gaan maken komen zij met eisen bij de gemeente om in ie der geval rekening te houden met hun uitbreidingsmogelijkheden zo die zich zouden voltrekken. Wij houden daar rekening mee, maar de heer Goos moet nu niet aan mij vragen welke prijs wij daarvoor zullen moeten vragen. Ik neem aan dat dat de kostprijs zal moeten zijn. Als dat te duur is, is dat misschien een reden om er op dat moment eens over te gaan praten, maar wij moeten er nu in deze raad niet in algemene zin uitspraken over gaan doen. Er zijn onderhandelingen gevoerd - de heer Goos heeft gevraagd of er na de discussie in de vorige raadsverga dering waar dit onderwerp aan de orde is geweest nog onderhandelingen zijn geweest. Ik durf die vraag niet te beantwoorden, er is een periode geweest waarin vrij regelmatig contact was met St. Martinus en dat heeft helaas niet tot resultaten geleid omdat de standpunten wat te ver uit elkaar lagen. De heer Goos mag echter aannemen dat de gemeente bereid is rekening te houden met de belangen van de daar gevestigden, maar zij zullen ook rekening moeten houden met de belangen van de gemeen te. Dan zullen wij echt wel een basis vinden waarop wij elkaar kunnen ontmoeten. De heer Barij heeft een juridisch punt aan de orde gesteld en het is voor een niet-jurist altijd heel erg gevaarlijk met een jurist over deze zaken de degens te kruisen. De vraag van de heer Barij kwam er op neer of het bezwaarschrift ongegrond of niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Hij koppelt de niet-ontvankelijkheid aan het feit dat St, Mar tinus geen belanghebbende zou zijn. Ik heb mij laten vertellen dat ie dere burger van Breda belanghebbend kan worden geacht bij ieder be stemmingsplan in Breda, als hij meent tegen een dergelijk plan gegron de bezwaren te kunnen inbrengen. Als wij dan moeten kiezen tussen niet ontvankelijkverklaring en ongegrondverklaring dan vindt de onge- grondverklaring plaats als de bezwaren niet steekhoudend of onvoldoend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 597