13 NOVEMBER 1969,
598
ter zake doende zijn of als het geschade belang te gering is in verhou
ding met het algemene belang. Een bezwaarschrift is niet ontvankelijk
als het in strijd is met formele voorschriften, het overschrijden van
termijnen, als de indiener niet gerechtigd is tot het indienen van be
zwaren - dat is het punt dat de heer Barij discutabel stelde - en als de
indiener wetsvoorschriften verwaarloost. Ik heb hiermede ook de vragen
van de heer Barij beantwoord.
De heer BIEMANS: Ik zou graag een aanvullende opmerking maken
bij hetgeen de heer Goos heeft gezegd. St, Martinus is een zeer snel
groeiend bedrijf en het ziet er naar uit dat de uitbreiding die St. Mar
tinus te zien heeft gegeven ook in de toekomst voortgang zal vinden.
Ik kan mij de ongerustheid van St. Martinus wel indenken. Wanneer
wij het bestemmingsplan gaan realiseren en daar woningbouw gaan plegen,
zullen de grondprijzen aanzienlijk stijgen. Ter onderstreping van de
opmerkingen van de heer Goos zou ik u nogmaals willen verzoeken
opnieuw de draad van het overleg met St. Martinus op te nemen, ten
einde langer uitstel van de realisering van dit bestemmingsplan, waar
wij allemaal grote behoefte aan hebben, tot een minimum te beperken.
De heer BARIJ: Ik wil de interpretatie die de wethouder van
niet-ontvankelijkheid en ongegrondheid heeft gegeven wel aanvaarden,
maar ik word dan een klein beetje in verwarring gebracht door de tekst
van dit voorstel. Als ik de woorden van de wethouder goed heb beluis
terd blijkt daaruit dat eigenlijk iedere burger belanghebbende is. Ik
begrijp daarom niet goed waarom midden in pagina 2 staat dat St„ Mar
tinus geen zakelijke belangen heeft en dat het ten zeerste moet worden
betwijfeld of hij in de zin van de wet als belanghebbende kan worden
aangemerkt. Daaruit moet ik toch lezen dat er in de zin van de wet
ook niet-belanghebbenden zijn.
Wethouder VERMEULEN: Ik heb in eerste instantie al gezegd dat
het gevaarlijk is met een jurist te gaan debatteren over juridische zaken.
Ook nu blijkt dat weer. Ik vind de zinsnede op pagina 2, die de heer
Barij aanhaalde, min of meer in strijd met hetgeen ik in eerste instan
tie heb meegedeeld. Ik begrijp dit niet goed en het enige wat ik de
heer Barij kan toezeggen is dat ik met de betrokken afdeling hierover
nog eens van gedachten zal wisselen, want deze twee zaken zijn in
derdaad met elkaar in strijd.
De heer Biemans heeft de woorden van de heer Goos, die hij in
eerste instantie heeft uitgesproken, eigenlijk onderstreept en daarbij
het college min of meer uitgenodigd de draad van de besprekingen met
St. Martinus nog weer eens op te nemen. Natuurlijk is het ook andersom
mogelijk, want wij zijn altijd bereid een afspraak te maken als iemand
behoefte heeft om met ons te komen praten. Wij hoeven niet zelf al
tijd de initiatieven te nemen. Anderzijds ben ik van oordeel dat wij
nog maar weinig concrete gegevens van St. Martinus hebben over de
plannen die hij zou hebben. Ik geloof namelijk niet dat er al bijzon
dere plannen zijn, zij zijn ons althans niet bekend. Bij de uitbreiding