609.
13 NOVEMBER 1969.
wat aan moeten doen. Anderzijds is het natuurlijk nauwelijks denkbaar
dat wij er hier diep op in kunnen gaan. Burgemeester en wethouders zijn
zeker niet de aangewezen personen om er hier zinnig over te praten.
Het stuk zoals het hier voorligt vraagt de raad niet om toestem
ming voor een onderhandse aanbesteding. Als wij onderhands willen
aanbesteden hebben wij daarvoor toestemming van de raad nodig. Ik
zal nog nagaan of het een onvolkomenheid in het stuk is, maar zoals het
hier voorligt mag het niet onderhands, maar moet het openbaar wor
den aanbesteed.
De heer Woestenberg is blijkbaar erg te spreken over de merites
van het openbaar aanbesteden en ik kan mij dat eensdeels voorstellen,
maar anderzijds zou ik hem willen waarschuwen voor de gedachte dat
openbaar aanbesteden zou leiden tot het wenselijkst resultaat in finan
cieel opzicht. Het is een veelvoorkomende praktijk, niet alleen bij
de overheid, maar vooral ook bij het particuliere bedrijfsleven, dat er
praktisch nooit openbare aanbestedingen worden gehouden. Er worden
gekwalificeerde bedrijven uitgenodigd waarvan wordt aangenomen dat
zij een bepaald object efficiënt kunnen bouwen. Ik zou de uitspraak
van de heer Woestenberg over openbare aanbesteding niet in zijn alge
meenheid willen onderschrijven, want dat kan onder bepaalde omstan
digheden wel eens nadelig zijn. Wij moeten als overheid openbaar
aanbesteden, tenzij wij vooraf toestemming tot onderhandse aanbeste
ding aan de raad hebben gevraagd. Ik vind het jammer dat de heer
Woestenberg heeft gesuggereerd dat er bij de gemeente iets niet hele
maal goed zou zitten, en dat het gunnen van werk een soort vriendjes
politiek is, waarbij het werk aan bepaalde bedrijven zou worden toe
gespeeld terwijl andere bedrijven zouden worden uitgesloten. Uit de
procedure die ik heb voorgelegd, blijkt dat burgemeester en wethou
ders altijd bij de raad moeten komen om onderhands te kunnen aan
besteden. Daaruit blijkt wel dat de raad altijd op dit punt een vinger
in de pap heeft. Wanneer de raad vindt dat het nodig is kan hij onder
handse aanbesteding voorkomen. Alle zaken waarvoor wij geen toestem
ming tot onderhandse aanbesteding van de raad hebben worden open
baar aanbesteed. Dat de raad een aantal bedrijven - wij hebben gelukkig
vele grote bedrijven die in Breda werkzaam zijn - telkens weer tegen
komt is niet zo verwonderlijk, want als wij in de stad een goed bedrijf
aan het werk hebben is het voor ons nuttig dat bedrijf aan het werk te
houden. Door gebrek aan grond zullen wij daar in de nabije toekomst
waarschijnlijk niet in slagen en dat is ellendig genoeg. Zo de heer
Woestenberg zou hebben bedoeld dat hier dingen gebeuren die het dag
licht niet kunnen velen, moet ik deze beschuldiging pertinent van de
hand wijzen.
De heer WOESTENBERG: Ik wil toch nog wel even reageren op
hetgeen de wethouder heeft gezegd.
De VOORZITTER: Het onderwerp is in twee instanties behandeld,
zoals ons reglement voorschrijft
De heer WOESTENBERG: De wethouder zegt dat ik gesteld zou