620
13 NOVEMBER 1969.
Vervolgens wil ik nog iets zeggen over de kosten. Breda zal 10%
bijdragen in de jaarlijkse exploitatiekosten, welke op 162.000, --
worden geraamd. Ik neem aan dat dit laatste bedrag sterk gerelateerd
is aan de investering van 6 miljoen voor de eerste vijf jaar. Ik zou
graag van de wethouder vernemen of het juist gezien is dat de genoemde
cijfers in feite alleen gelden voor de eerste vijf jaar, maar dat voor
een prognose op een langere termijn eerst een verder gedetailleerd plan
moet worden gemaakt.
De heer WOESTENBERG: Ik vind dit een prachtig voorstel, maar
ik heb mij verbaasd over de geringe deelname van de gemeente Breda.
De provincie neemt deel voor 50% en daarnaast zie ik dat plaatsen als
Made en Drimmelen voor 12% en Raamsdonk voor 10% deelnemen. Een
grote stad als Breda, die er onherroepelijk bij betrokken raakt - men
kan er niet buiten blijven.' - neemt ook maar voor 10% deel. Wij horen
hier wel andere bedragen in de gemeenteraad en ik ben dan ook van
mening dat die 16.200, -- voor Breda maar heel weinig is, mede omdat
mag worden verwacht dat er in de toekomst geen nadelig, maar een
voordelig saldo zal zijn. Zeker op de lange duur, omdat onze ooster
buren - gewenst of niet gewenst - beslist meer auto gaan rijden, net
als het Nederlandse publiek, en vrijwel allemaal in zekere mate "wa-
terminded" zijn. Daarom zal er zakelijk gezien zeker een voordelig
saldo uitkomen. Om deze reden vind ik dat Breda als grootste plaats
in de buurt maar povertjes voor de dag komt, zeker in vergelijking met
die kleine plaatsen. Die liggen er dan wel dichterbij, maar wij zijn
er toch direct bij betrokken, omdat Breda een groot aantal watersport
liefhebbers telt.
Wethouder VAN BIJNEN: Het verheugt mij en naar ik aanneem het
gehele college dat er in feite slechts waardering wordt uitgesproken
voor het voorstel tot deelname in het recreatieschap. Zowel de K. V. P.
de A. R. P./C. H. U.de P.v.d.A. endeV.V.D. als de heer Woesten-
berg zeggen dat zij bijzonder blij zijn met dit voorstel.
Allereerst wil ik even ingaan op de opmerking van de heer Qua-
dekker, die heeft gevraagd naar de betekenis van dat woord "eventueel"
en welke wijzigingen er zullen worden aangebracht. Bij de stukken lag
ter inzage een brief van gedeputeerde staten van 16 september jl.waar
in stond dat de provinciale staten op 14 september hadden gevraagd om
een uitbreiding van de bevoegdheden van de vertegenwoordiging in het
recreatieschap. Zij wilden daaraan nl. twee leden toevoegen en boven
dien - hoewel het hier als wens naar voren is gebracht - hebben pro
vinciale staten geëist dat een van de leden van de vertegenwoordiging
zou worden benoemd als lid van de bestuursraad. De provincie heeft
daarom aan alle gemeenten die aan de regeling deelnemen gevraagd
of zij daarmee akkoord gaan, welke vraag ons college bevestigend
heeft beantwoord. De overeenkomst moet nu nog in de provinciale sta
ten worden gewijzigd in de geest van het met ons gevoerde overleg,
zodat de wijziging die eventueel zal worden aangebracht, zal worden
beperkt tot artikel 7 lid 1 sub b, waarin zal moeten worden gelezen