13 NOVEMBER 1969.
626
tot stand te brengen, omdat deel II dan waarschijnlijk meer betekenis
krijgt.
Het verheugt mij dat de wethouder melding heeft gemaakt van
een wijziging in het stuk, voordat dit voorstel in behandeling kwam.
Ik zou er persoonlijk namelijk bezwaar tegen hebben gemaakt dat volg
nummer 566 uit de begroting van 1970 voor dit doel werd gebruikt, om
dat naar mijn smaak de toelichting op die begroting duidelijk aangeeft
dat de 6.000, -- die op de begroting staan nadrukkelijk slechts voor
experimentele activiteiten gebruikt kunnen worden. Ik vind het leuk
dat de wethouder een dermate slagvaardig beleid kan voeren, omdat
blijkt dat het in 1966 door de heer Kroon gesignaleerde fuut-effect
toch weer opgeld doet in het gemeentebudget.
Verder hoop ik dat in deel II van het geschiedenisboek van Bre
da geen zwarte bladzijde zal voorkomen, waarop vermeld zou kunnen
zijn dat op 13 november 1969 het college, de raad, de pers, de ambte
naren en de belangstellenden tijdens de raadsvergadering bijkans het
leven lieten door de benauwdheid en de warmte in de slecht geventi
leerde raadszaal, hoewel dat op het ogenblik wel weer meevalt.
De heer VAN DER WERFF: Hetgeen de heer Van Dun het laatst
zei, zou in elk geval in deel Illb moeten en niet in deel II. Deel II
komt namelijk niet tot 1969, het is althans niet gepland. Ik heb de
heer Van Dun met enige verbazing aangehoord - daarom vroeg ik het
woord over dit voorstel - omdat hij om een heruitgave van deel I vraagt.
Op dit moment is dit een bijzonder onpraktische suggestie, omdat de
genen die zich bereid hebben verklaard om koortsachtig aan deel II
te gaan werken niet ook nog belast moeten worden met het, bij een
eventuele heruitgave noodzakelijke, herschrijven van een aantal on
derwerpen van deeH. Ik zou er met andere woorden op aan willen
dringen eerst deel II gestalte te laten krijgen. Wij zitten namelijk op
een geschiedenisboek van Breda te wachten, ook op deel lila en Illb.
Daarna kan in het kader der verfijningen uiteraard deel I opnieuw on
der de loep genomen worden. Daarbij moet ik opmerken dat tot deze
gehele bewerking van het geschiedenisboek van Breda reeds lang gele
den in principe besloten is.
Wethouder GIELEN: Inderdaad is in 1952 het aantal exemplaren
beperkt geweest. De heer Van Dun denkt dat de oplage bestond uit
500 exemplaren, omdat ik dat waarschijnlijk in de raadsafdeling heb
gezegd. Ik heb dat echter nog eens nagegaan en de oplage bestond uit
1000 exemplaren. Destijds zijn er 300 ter beschikking gesteld van het
gemeentebestuur, waarvan er bijna niet meer over zijn. Er zijn 700
exemplaren in de handel gebracht en links en rechts verkocht. Deze
oplage van deel I is op. De heer Van Dun heeft over een heruitgave
gesproken. Nu bestaan er op dat gebied twee begrippen, namelijk herdruk
en heruitgave. Een herdruk zou er zonder meer kunnen komen. Ik ge
loof echter dat dit misschien niet erg verstandig zou zijn. Ik ben het
met degenen die over heruitgave praten eens dat het, gezien de bron
nen die intussen bekend geworden zijn sinds het schrijven van deel I
nu ongeveer 20 jaar geleden, verstandiger zou zijn die uitgave van