13 NOVEMBER 1969. 630 directeur van de cultuurdienst nog niet benoemd is. Wij hopen dat deze functionaris alsnog gevonden kan worden en wij zijn van oordeel dat de cultuurbehartiging tengevolge van het ontbreken van een directeur van de cultuurdienst niet in het diepvries gezet moet worden. Er zal een oplossing gevonden moeten worden. Daarom gaan wij akkoord met de tijdelijke oplossing zoals die in uw stuk als mededeling is vermeld en gaan wij eveneens akkoord met het voorstel tot het in het leven roe pen van een culturele raad met de redactionele wijziging die u voorge steld hebt. Tot slot blijven wij hopen dat de cultuurbehartiging in Breda zal geschieden met de indertijd gepubliceerde cultuurnota en de dis cussies die rond deze nota in de raad plaatsvonden als uitgangspunt. De heer VON SCHMID: Over het algemeen stel ik mij graag constructief op tegenover de voorstellen die ons in de raad bereiken. Als men echter dit stuk leest en als men niet het voorrecht heeft gehad de vergadering van de desbetreffende afdeling bij te wonen komt men misschien met mij tot de conclusie dat dit eigenlijk een slecht stuk is dat - dit is mijn vaste overtuiging - niet in deze vorm ingediend had mogen worden, als wij tenminste uitgaan van een wezenlijk beleid in Breda. Volgens mij komt het er namelijk op neer dat met een ondeugde lijke motivering teruggekomen wordt op een eerder besluit van de raad, dat indertijd weloverwogen is genomen. Ik zal daar even op ingaan. Er was sprake van een functionele concentratie van de gemeen telijke activiteiten op cultureel terrein. Dat was een goed plan en het was ook redelijk dat men de datum van ingang - die afhing van de vraag of er een directeur voor deze nieuwe dienst gevonden zou kunnen wor den - overliet aan het college. Op het ogenblik wordt dus medegedeeld dat men geen kandidaat voor die functie heeft kunnen vinden. Dat heeft naar mijn mening tot gevolg dat die cultuurdienst de ijskast ingaat. Er werd in dit verband van diepvries gesproken, maar dat komt op hetzelf de neer. Het staat niet in het stuk, maar het is een publiek geheim dat zich meer dan 100 kandidaten voor die functie hebben gemeld. Ik weet niet het preciese aantal, maar er is in ieder geval een ontiegelijk groot aantal mensen gekomen die zich kandidaat hebben gesteld. Ik heb verno men dat één van die mensen uiteindelijk goed bevonden is, maar die heeft het zelf laten afweten, om - zoals ook bekend is - naar Groningen te gaan voor een soortgelijke functie. Op dit moment wordt hier de laconieke mededeling gedaan dat men geen directeur heeft kunnen vin den, dat men het voorlopig over een andere boeg gaat gooien en die cultuurdienst maar even laat rusten. Wij horen niets over de voorwaar den die men aan deze kandidaten heeft gesteld. Daar is weinig over bekend, althans het is niet in het openbaar behandeld. Wij horen ook niets van de condities die de kandidaten eventueel van de gemeente gevraagd hebben. Men zou kunnen veronderstellen dat verschillende van de kandidaten geen zin hadden om te gaan werken in de sfeer die zij hier aantroffen. Dat is eveneens een mogelijkheid. Een andere mo gelijkheid is dat door interne kwesties in het gemeentelijke overheids apparaat geen directeur is benoemd. Als deze veronderstellingen juist zijn zouden zij in een goed stuk besproken moeten worden. De achter-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 630