632
13 NOVEMBER 1969.
gang te brengen moeten verenigen met een meer dan normale belang
stelling voor culturele zaken. Het is waarachtig niet de bedoeling ge
weest met deze mededeling aan de raad als het ware een einde te maken
aan een voorstel, dat inderti jd door de raad is aanvaard, tot het in het
leven roepen van een cultuurdienst, waarvoor een directeur benoemd
zou worden, en tot het in het leven roepen van een culturele raad, en
zovoort. Het college zal van dag tot dag actief blijven om te trachten
een man te vinden die het college - en later hopelijk de raad, want
hij is het instituut dat de directeur van de cultuurdienst zal benoemen -
geschikt acht om deze moeilijke zaak - want in deze tijd is cultuur een
moeilijke zaak, de krant staat er vol van en het is allemaal even in
teressant wat men leest - in goede banen te leiden. Dat is een opgave
waarvoor een man moet komen die in staat is deze materie te leiden.
Er wordt allerminst iets aan de openbaarheid onttrokken, in dit stuk
staat duidelijk dat men de man gezocht heeft. Men heeft zich op het
standpunt gesteld dat de dienst de man is en de man de dienst. In het
stuk wordt eveneens duidelijk gesteld dat zolang de man niet gevonden
is en de cultuurdienst als zodanig niet van de grond komt, in de afde
ling welzijnszorg een bureau culturele zaken voldoende bemand moet
worden - in het stuk staat: met een adequate bezetting" - om al
het werk dat er ligt te kunnen aangrijpen. Het is namelijk niet de be
doeling het werk maar rustig te laten liggen omdat er geen cultuurdienst
kan starten. Het is wel degelijk de bedoeling dat het werk dat er te
doen is zo goed mogelijk te verrichten met degenen die er zijn en de
genen die nog zullen worden aangesteld. Ik zeg nogmaals dat het col
lege hoopt erin te zullen slagen binnen afzienbare tijd op deze plaats
de juiste man te kunnen zetten.
De heer VAN DUN: Ik heb er geen behoefte aan om over het
hoofd van het college heen mee te doen aan opportunistisch politiek
gehakketak. Ik geloof dat dit niet de bedoeling is. Namens de vier
fracties moet ik zeggen dat wij het bijzonder hoffelijk van het college
vinden dat wij een tussentijdse mededeling krijgen in een benoemingspro
cedure die nog niet is afgesloten.
De heer VON SCHMID: Ook ik heb geen behoefte aan politiek
gehakketak, maar ik vraag mij af of men - als men op serieuze gronden
meent dat een stuk verkeerd is en als men meent dat er dus tekort is
gedaan aan de openbaarheid - niet de plicht heeft daarover te spreken.
Dat heb ik altijd zo gevoeld.
De heer VAN DUN: Ook de verplichting het stuk goed te lezen.'
De heer VON SCHMID: Ik heb het stuk zeer goed gelezen. Nu de
heerVanDun het element "politiek gehakketak" invoert, wil ik daar
wel even op ingaan.
Als er een zaak aan de orde kwam in deze raad die moeilijkheden
op zou kunnen leveren - bijv. een wethoudersverkiezing - waren de
vier fracties van tevoren het er altijd over eens geworden de zaak af te