13 NOVEMBER 1969. 654 van het voorstel onaanvaardbaar is. Wij hebben nog getracht andere oplossingen te vinden en ge sprekken met beide verenigingen tot stand te brengen. Het resultaat van deze pogingen heeft men in de stukken kunnen lezen en de afde ling voor jeugd en sport is hierover volledig voorgelicht. Ik zal nu gedetailleerd ingaan op de opmerkingen van de verschillende sprekers. Het college werd vergeleken met Bor de wolf, die r:e^ doet of hij zo hard gewerkt heeft en zich er nu over beklaagt dat dit werken geen resultaat heeft gehad. Het college steunt de heer Melzer als hij zijn dank uitspreekt aan de studiecommissie. Die dank hebben burge meester en wethouders inmiddels schriftelijk verkondigd en wij blijven de studiecommissie dankbaar voor het werk dat zij aan deze zaak heeft besteed. Het spijt ons eveneens dat er geen beter resultaat is bereikt en het spijt ons nog meer, dat de commissie na het gesprek van 18 april ons niet de inlichtingen heeft verstrekt die bij dat gesprek aan de urde waren en dat zij niet getracht heeft een andere oplossing na te streven. Ik zou willen zeggen dat de commissie er toen het bijltje bij neerge legd heeft. Het college heeft daarna nog wel naar alternatieven gezocht, maar heeft die niet gevonden. Het enige alternatief dat N. A.C. stelde was een overkoepelend orgaan. N. A.C. zou dan zelf in een organisa tie bepaalde voorstellen doen tot reorganisatie van het betaalde en het amateur-voetbal in de vereniging. Bij dat overkoepelende orgaan zou den de gemeenteen het bedrijfsleven de eventuele ontstane tekorten moeten aanvullen. In het stuk hebben wij een opmerking gemaakt over de zake lijke aanpak van verschillende clubs. De heer Melzer wijst erop dat diverse bestuursleden van N. A.C en De Baronie in hun eigen bedrijf als zakenman veel succes hebben. Wij hebben met die opmerking al leen maar willen zeggen dat een vereniging een moeilijk bestuurbare zaak is en dat er buiten het bestuur om managers moeten komen om een economisch verantwoorde bedrijfsvoering mogelijk te maken. De heer Von Schmid verwijt ons dat wij geen beleid hebben ten aanzien van het betaalde voetbal. Naar mijn mening wordt de voorlopige mislukking van deze zaak misschien wel veroorzaakt door het beleid dat wij juist wel voeren. Wij streven ernaar om in Breda een economisch goed geleide f. c. -Breda - of welke benaming dan ook - te krijgen, waarbij wij er zeker van kunnen zijn dat het geld dat wij eraan besteden op een goede wijze zal worden besteed. Volgens ons beleid is het geen zaak van de gemeente gelden te fourneren aan clubs, die voor dat geld op de transfermarkt tegen hoge salarissen spelers gaan kopen. Op deze wijze bereiken wij alleen maar dat de gemeenten tegen elkaar gaan opbieden, wat weer een verhoging van de transfer- prijzen en een verhoging van de salarissen van de spelers inhoudt. Ik heb net eindrapport van de K. N. V. B. niet gezien, maar wij hebben met de studiecommissie en de K. N. V. B. wel overleg gepleegd over bepaalde vormen van sanering. Daar is uitgekomen dat de K. N. V. B. op het ogenblik niet meer - zoals in 1966 - denkt aan een stichting betaald voetbal, maar wel aan een vereniging betaald voetbal. Op het moment dat de studiecommissie die informatie van de K. N. V. B. kreeg, was het niet meer mogelijk dat een club uit het betaalde voet bal overging naar de tweede klasse der amateurs, zo'n club zou naar de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 654