13 NOVEMBER 1969. 658 zijn deze wedstrijd ongeldig te verklaren. De heer Brooimans heeft dezelfde bezwaren als de andere spre kers. Ik heb begrip voor die bezwaren, maar men moet ook begrip hebben voor ons standpunt. De heer Brooimans zegt dat zijn fractie het voorstel van 14 april 1969 eveneens onaanvaardbaar vindt. Hij heeft, evenals de andere sprekers, bijzonder veel belangstelling voor de vergadering van de club van vier wethouders over de wijze waarop zij dit vraagstuk zullen aanpakken en ik geef iedereen, die zegt dat het wel een tijd zal duren voordat daar iets uitkomt, gelijk. Er moet echter een keer begonnen worden. De directeur van de V. N. G. heeft mij opgebeld en zei dat hij bijzonder tevreden was met dit initiatief en dat hij die vergadering graag zou bijwonen. Ik heb hem geantwoord dat hij er niet alleen bij mocht zijn, maar zelfs bij moest zijn. Ik heb eveneens gesteld dat wij overleg moesten plegen met de K. N. V. B. en de andere instanties die over het beroepsvoetbal moeten oordelen. Ik wil niet ontkennen dat dit een zaak van lange adem zal worden. Ik geloof niet dat het "op de plaats rust" in Breda zal moeten duren tot de uitslag van het overleg gekomen is. Er kunnen elk moment situa ties optreden die ons zullen noodzaken bepaalde zaken weer ter hand te nemen. Wij zijn daartoe bereid, maar op dit moment houden wij nog vast aan het - zoals reeds door de voorzitter gesteld is - unanie me standpunt van het college ten aanzien van de sanering van het be taalde voetbal. Dit is niet een zaak van alleen de wethouder voor Sport, maar het is een zaak van het gehele college. Bijna altijd is het gehele college bij deze zaak betrokken geweest. Ik ben de heer Brooimans dankbaar dat hij vertrouwen heeft in de activiteiten die worden ondernomen. Hij stelt duidelijk vast dat dit niet het einde moet zijn. Het college is dit ook van mening. Er is geen sprake van dat wij niets voor het betaalde voetbal zouden over hebben, maar wij stellen nu eenmaal onze voorwaarden. De heer Spanjer betreurt het dat er niet tijdig informatie is verstrekt en zegt dat het voor de stad Breda bijzonder belangrijk is dat deze zaak tot stand komt en dat wij moeten voorkomen dat het betaalde voetbal niet meer in Breda zou kunnen worden beoefend. Zo als in het stuk staat zullen wij de zaken op de voet volgen, bijzonder diligent zijn en ieder nieuw overleg graag aanvaarden. Ik heb de heer Von Schmid al verteld dat ik niet precies het percentage van de vermakelijkheidsbelastina weet, maar dat het bedrag ongeveer neerkomt op 65. 000, -- h 70.060, --. Hij merkt verder op dat het bijzonder jammer zou zijn als het betaalde voetbal geen spelers zou kunnen kopen, omdat Breda zo kortzichtig is dat het geen financiële armslag geeft. Wij willen daaraan echter niet meewerken. Als namelijk een gemeente door het laten vallen van de vermakelijk heidsbelasting, door het betalen van het onderhoud of door een jaar lijkse subsidie apart een vereniging begint te helpen, terwijl andere gemeenten - misschien op een andere manier - er nog meer geld aan besteden, kunnen die clubs op de transfermarkt wel hoger bieden om duurdere spelers te krijgen, maar het blijft de vraag of die spelers ook beter zullen zijn en of de prestaties van de club dientengevolge beter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 658