13 NOVEMBER 1969.
668
bekend nadat de transfers zijn afgesloten en wij hebben het dus pas la
ter gehoord. Deze zaak was op dat moment in handen van de studie
commissie, wij hebben de gehele zaak in handen van de studiecommissie
gegeven. De raad weet ook dat zelfs het vraagstuk van de tribune niet
bekend was aan de studiecommissie, zo goed als dit vraagstuk ook niet
bekend was aan de raad. Ik heb dit in de afdeling van Jeugd, Sport en
Recreatie herhaaldelijk gezegd. Het is geheel buiten ons om geregeld.
De heer MELZER: Ik heb beslist niet een verwijt aan het college
bedoeld, ik heb alleen keiharde feiten willen constateren.
Wethouder VAN BIJNEN: Wij waren op het moment dat de tri
bune aan de orde was in bespreking zonder een tussenrapport, er waren
wel balansen en begrotingen, en wij hoopten op dat moment nog altijd
dat er een oplossing kon worden gevonden. Men kan wel zeggen dat
toen wij op 18 april een gesprek hadden met de studiecommissie de
raad ingelicht had moeten worden, maar wij hebben gewerkt in de rich
ting van een oplossing in de hoop dat er een oplossing te vinden was.
Misschien is dat toen te optimistisch geweest. Het is ons ook gebleken
dat de voorstellen onder e achteraf niet werden gedragen door de
clubs. De heer Melzer heeft gezegd dat de aankoop van terreinen een
voordelige zaak zou zijn geweest, maar ik weet heel zeker dat N. A. C.
er niet over denkt het terrein te verkopen.
De heer MELZER: Als u goed geluisterd hebt, kunt u weten dat
ik dat heb verteld. Ik heb gezegd dat het mij verwonderde dat u niet
had gevraagd naar het standpunt van de ledenvergadering, want het is
bijzonder belangrijk te weten dat die vergadering ermee akkoord gaat.
Wethouder VAN BIJNEN: Bij de bestuursvergadering is deze zaak
wel degelijk aan de orde gekomen, en ik was reeds lang op de hoogte
van het feit dat N. A.C. er niet over dacht, dat is in 1966 al gebleken.
Wij hadden dit onderwerp in handen van een studiecommissie gegeven
en wij hoopten dat in die commissie van onpartijdige personen een
oplossing zou worden gevonden. Deze commissie is er helaas ook niet
in geslaagd een oplossing te vinden en ik heb herhaaldelijk nagegaan
of zij bereid waren het terrein te verkopen.
De heer Von Schmid vindt het een gemeentelijke aangelegen
heid en hij blijft op het standpunt staan dat wij misschien wel eisen
kunnen stellen, maar hij vindt de starre voorwaarden voor sanering en
oprichting van een F.C. Breda te zwaar. Wij blijven als volledig col
lege met de heer Von Schmid van mening verschillen. De heer Kroon
heeft er duidelijk op gewezen dat wij niet de weg moeten gaan van
subsidiëring als wij niet weten welk resultaat dat zal opleveren. Het
is gebruikelijk dat wij, als wij subsidie geven, weten waar wij aan
toe zijn. Wij willen ook bepaald niet een weg op waardoor de clubs
tegen elkaar kunnen opbieden.
De heer Brooimans wijst terecht op de situatie in Tilburg,
waarin wij ook bepaald niet zouden willen verkeren. Ik kan tegelijker
tijd de heer Woestenberg antwoorden als ik zeg dat men juist in de