20 NOVEMBER 1969. 688 Ik stel met nadruk dat het niet mijn bedoeling was dat de opvattingen van het college identiek moesten zijn aan die van de architecten, maar uitsluitend dat het college duidelijk zou maken hoe het stond tegenover die initiatieven en bovenal -- dit vind ik zeer belangrijk en ik heb daar ook al meer voor gepleit -- of het deze kans zou aan grijpen op enigerlei wijze de inspraak bij dit punt te betrekken en de deskundigen uit de stad in te schakelen bij het meedenken over de juiste oplossing. Ik stel nogmaals dat het niet mijn bedoeling is de gemeentelijke diensten opzij te schuiven, integendeel, naar mijn vaste overtuiging zouden die alleen maar baat vinden bij een open discussie met andere deskundigen die onafhankelijk staan tegenover de gemeente en met frisse ideeën zouden kunnen komen en met prak tische wensen die leven bij de sectoren van de bevolking die bij deze aangelegenheid zijn betrokken. Bovendien zou hiermee tegelijk een mooi begin zijn gemaakt naar mijn mening met een nieuwe wijze van benaderen van de stadsplanning en de verdere uitbouw van de wij - ken. Niemand kan er mijns inziens dan ook iets op tegen hebben als een raadslid op deze wijze wil bijdragen aan de gezondmaking van de stedelijke gemeenschap. Ik vind het merkwaardig dat men al tijd maar weer blijft praten over die inspraak en openheid, maar men krijgt het gevoel dat er alarm wordt geblazen wanneer het gevaar dreigt dat daar iets van komt. Tot nu toe is mijn brief niet beantwoord. Wel is mij telefo nisch eens meegedeeld dat de brief in studie was en dat ik niet in een tweede brief op spoed behoefde aan te dringen. Zelfs zou er, zo is mij uitdrukkelijk toegezegd, een mondeling onderhoud over plaats vinden, maar ook daar heb ik nooit meer iets van gehoord. Ik beklaag mij daar helemaal niet over, want eerlijk gezegd had ik niet anders verwacht. Ik vind het tekenend voor de gang van zaken op het niveau van het gemeentebestuur. Veel erger vind ik het dat men frisse ini tiatieven van de zijde der bevolking in feite opzij schuift, want en daarmee kom ik aan de kern van mijn betoog -- wijj zitten nu met dit voorstel dat voor ons ligt. Ik zou bijna zeggen dat het een radi caal voorstel is, maar dan radicaal in deze zin dat het radicaal voor bijgaat aan de behoefte aan inspraak en aan de behoefte aan een open beleid, ook wat de stadsplanning betreft. Verder gaat het voorbij aan de mogelijkheid nu eens met een plan te komen voor de stadssanering, dat rekening houdt met de vele wensen en inzichten die daaromtrent onder de bevolking leven. Alles blijft bij wijze van spreken potdicht. De bevolking krijgt geen enkel inzicht in het beleid en blijft verstoken van ook maar een glimp van inspraak. Ik vind het ook niet elegant dat in het stuk niet eens de moeite wordt genomen te herinneren aan de initiatieven die vanuit de bevolking naar voren zijn gekomen. Met geen woord vermeldt het college hoe net over deze zaken denkt, of schoon tenminste één lid van het college zich over de strekking van deze initiatieven positief heeft uitgelaten. Dit is mijns inziens ook nauwelijks een discussiestuk; het woord "discussie" is bijna al teveel, want het enige dat met een heleboel omhaal van woorden aan ons wordt voorgelegd is het voornemen dc in grote beslotenheid werkende

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 688